Sometimes it feels like Bob Dylan says: "I practice a faith that's long been abandoned, ain't no altars on this long and lonesome road"

Translate this website

Visitors to this website today: 207Total number of visitors to this website: 666899
Welcome to the website of Kees de Graaf
Kees de Graaf keesdegraaf.com
 
IMG_20140813_0001.jpg

Ik heb met Adam mee gezondigd

Ik heb met Adam mee gezondigd.

Over één van de grootste theologen van de vorige eeuw, Klaas Schilder, hoor je in gereformeerde kring niet zo veel meer de laatste decennia. Dat is in het buitenland wel anders. In Amerika en in het verre Oosten beginnen ze erachter te komen wat een grote theoloog hij was en is en daar is zijn theologie dan ook sterk in opkomst. 
Onlangs heb ik de dissertatie van Dr. Almatine Leene gelezen ‘Triniteit, antropologie en ecclesiologie’ en aansluitend  de populaire versie ‘Samen dansen in de kerk’. Dr. Leene onderzoekt de invloed van de godsleer op het debat over mannen en vrouwen in de kerk. Als sleutelwoord gebruikt zij het beeld van God als ‘imago Dei’ en (beter) ‘imago Trinitatis’. Ik was toen benieuwd wat K. Schilder te zeggen heeft over het beeld Gods. Het beeld Gods komt ter sprake in HC Zondag 3 ( vraag en antwoord 6) waar staat dat God de mens goed en naar zijn beeld geschapen heeft. Dus heb ik het eerste deel van de Catechismus verklaring van Schilder erbij genomen en dat was zeer verhelderend.
Hier ga ik nu niet verder op in, het werk van Dr. Leene hoop ik in een later stadium te bespreken. Uit nieuwsgierigheid ben ik niet meer gestopt bij deze vraag maar ben verder gaan lezen in de Catechismus verklaring van K. Schilder. Toen stuitte ik op iets heel bijzonders en dat wil ik onder het stof vandaan gaan halen en voor het voetlicht brengen. Het gaat om de erfzonde. K. Schilder gaat daar op in als hij Vraag en Antwoord 7 van de HC bespreekt. Daar wordt de vraag gesteld waar de verdorven aard van de mens vandaan komt. Het antwoord van de Catechismus is dat dat komt door de val en ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders Adam en Eva in het paradijs. In het paradijs werd onze natuur zo verdorven, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden. K. Schilder komt dan met een opmerkelijke verklaring en Schilder volgt hierin dezelfde denklijn als Prof. S. Greijdanus die hij veelvuldig citeert.
Ik heb altijd gedacht dat de overtreding van Adam mij wordt toegerekend, niet omdat ik die overtreding zelf begaan heb, maar omdat Adam het verbondshoofd is en wij samen met hem in dat verbond begrepen zijn. Neen, zegt Greijdanus, dit mes snijdt veel dieper want volgens Greijdanus ‘hebben wij dus zelf mede de overtreding van Adam begaan’ en dat  is de grond waarop die overtreding ons wordt toegerekend (pagina 263). Hij voert voor die opvatting een aantal redenen aan. Ik noem de voornaamste.  1.  Romeinen 5:12 moet volgens hem vertaald worden: omdat allen gezondigd hebben’ (zoals de NGB 1951 ook doet) en niet ‘in welken allen gezondigd hebben’ (SV) en dus ook niet zoals de NBV vertaalt: ‘want ieder mens heeft gezondigd’. 2. De Bijbel leert duidelijk dat een ieder zijn eigen last zal dragen (Gal. 6:5) om te ontvangen  naar zijn werk (Psalm 62:13, Spr. 24:12, Matt. 16:27, Rom. 2:6, 2 Cor 5:10, Openb. 2:23, 22:12). De Bijbel verbiedt om het kind te straffen voor de zonde van de ouder(s) en omgekeerd (Deut. 24:16). Deze gedachte wordt breed uiteengezet in Ezech. 18:4-20. Dit gedeelte wil in allerlei toonaarden heel nadrukkelijk stellen dat ik alleen om mijn eigen zonden gestraft wordt en niet om de zonden van mijn ouders. Om mijn actuele zonden wordt ik gestraft.
Nu lijkt dit gedeelte uit Ezechiël juist  tegen de erfzonde en schuld te pleiten. Immers, als  ik alleen vanwege mijn eigen zonde wordt veroordeeld, dan kan ik niet veroordeeld worden voor de zonden die een ander, in dit geval mijn voorouder Adam, heeft begaan. Dat zou onrechtvaardig zijn. Het zou onrechtvaardig zijn tenzij…..tenzij ik met Adam heb mee gedaan en dezelfde zonde heb begaan. Dat laatste is nu ook wat Schilder in navolging van Greijdanus met zoveel woorden stelt. We worden met Adam veroordeeld omdat we met Adam mee gezondigd hebben. We citeren pagina 267/268: : ‘Wij hebben het primordiale (d.i. ‘oorspronkelijke’) kwaad méde gedaan; dit wordt maar niet ‘aangenomen’ en niet maar ‘verondersteld’ , en het is niet maar ‘zo bij wijze van spreken’, figuurlijk of in overdrachtelijke zin, en wij worden niet maar ‘gerekend alsof’ ook wij het deden, maar wij hebben het zelf ook inderdaad gedaan’(Pag. 267).
Weet u wat nu het verrassende is? Dit: Dat Schilder en Greijdanus zich nu niet in allerlei bochten gaan wringen om dit  te kunnen verklaren maar dat Schilder meteen zegt: ‘In Adam mee gezondigd…. Kunnen we erbij? Kunnen we het ons voorstellen? Rondweg is het antwoord ’neen’. Dat is een antwoord dat je van een theoloog van het formaat van K. Schilder niet meteen zou verwachten. Je zou eerder verwachten dat hij via allerlei  ingewikkelde betogen  een oplossing voor dit mysterie zou aandragen. Maar dat doet hij niet. Toch vind ik dit een geweldig antwoord van Schilder. Je kunt nl. niet alles verklaren. Het geloof is geen rationalistisch, kloppend, systeem. Er zijn zaken waar wij als kleine mensjes gewoon niet bij kunnen, maar waar we gehoorzaam voor moeten buigen. De erfzonde en schuld is daar een voorbeeld van. Toch wel iets om over na te denken in een tijd waarin iets ‘goed moet voelen’ om ook waar te kunnen zijn…..

Uw reactie op dit artikel stel ik op prijs.....

Kees de Graaf, augustus 2014.
 

 

 

 

 Go back
Published on: 13-08-2014 14:07:31

Click this link to respond to this article

Douma noemt de opvatting van Schilder realisme; schuld is er alleen op grond van reële zonden (zonde van anderen erf je niet), dus wij zijn daadwerkelijk in Adam aanwezig toen hij zondigde. Wij zouden in Adams lendenen begrepen zijn zoals Levi in Abraham m.b.t. Melchizedek. Maar Douma noemt dit nogal speculatief, want in de Bijbel wordt vaker schuld toegerekend aan volgende geslachten zonder dat die er reëel lichamelijk bij waren.
Er is een persoonlijke maar ook een collectieve schuld waaraan niemand zich kan onttrekken. In Ezech 18 probeert men zich aan de persoonlijke schuld te onttrekken door te verwijzen naar de schuldige ouders.
Douma kan zich beter vinden bij het foederalisme dat stelt dat Abraham ons representeerde, omdat ons zondigen anders is dan dat van Adam. Zie Douma, Grondslagen 6.2.1.
Velema in zijn Beknopte Dogmatiek probeert beide gedachten te verenigen, omdat ze beiden waarheidselementen bevatten.
Groeten,
Maarten

Reageer

maarten van beveren26-08-2014 21:43

Het is inderdaad een ontdekkende gedachte, al maakt het in de praktijk niet zoveel uit denk ik. De argumentatie vanuit Romeinen 5 vind ik niet zo sterk, is er veel verschil tussen 'omdat' en 'want'? Ezechiël is wel heel duidelijk en ik moest zelf ook denken aan een tekst uit Hebreeën (7: 10). In de NBG staat "want hij was nog in de lendenen van zijn vader", de NBV heeft "aangezien Levi nog in de schoot van zijn vader was". Op dezelfde wijze zijn wij dan met Adam mee verantwoordelijk aan de zonde.
Een ander punt wat bij mij opkwam is dat als je ervan uitgaat zelf gezondigd te hebben met Adam, de term erfzonde eigenlijk principieel onjuist is. Zonde wordt net als geloof niet geërft. Aan de andere kant zit het nu wel in onze genen en zijn we dus erfelijk belast (niet kunnende niet zondigen).
Nu speelt het veroordeeld worden enkel om de 'erfzonde' voor mensen bij wijze van spreke alleen vlak na de geboorte een rol (en zelfs daar kan je iets van af doen). De vraag is dan of het in het oordeel te merken zou zijn. Het geeft wel aan hoe groot de genade moet zijn.
De volgende vraag is dan hoe Christus echt mens is als Hij niet erfelijk belast is.Want dat Hij ons in alles gelijk is behalve de zonde betekent dat er geen enkele reden tot veroordeling was en is. Hij is dan ook een nieuwe schepping en niet voortgekomen uit menselijk zaad. In de huidige tijd zou er geen DNA match zijn met Jozef en Maria, anders dan met andere mensen.

Reageer

Jaap Zwarts20-08-2014 09:20

Write your response in the box below