Sometimes it feels like Bob Dylan says: "I practice a faith that's long been abandoned, ain't no altars on this long and lonesome road"

Translate this website

Visitors to this website today: 132Total number of visitors to this website: 666668
Welcome to the website of Kees de Graaf
Kees de Graaf keesdegraaf.com
 
images6MZ4R6N5.jpg

'Een Nieuwe Aarde' een boek van Eckhart Tolle - recensie Hoofdstuk 10.

In dit tiende en laatste hoofdstuk komen we tot een afronding van de bespreking van dit boek en zullen we enkele eindconclusies trekken. Eigenlijk levert dit laatste hoofdstuk niets nieuws op, eerder geformuleerde gedachten worden wat verder uitgewerkt. Paulus schrijft in 2 Kor 5: 18, 19 dat God Zichzelf door Christus met de wereld verzoend heeft en dat Hij de wereld haar overtredingen niet heeft aangerekend. Die verzoening is tot stand gekomen door het offer van Christus, Zijn enig geboren Zoon. Verzoening is dus in de Bijbel heel iets anders dan wat we lezen bij Tolle. Tolle zegt onder het kopje ‘Een nieuwe aarde’ ook het een en ander over wat in zijn ogen verzoening betekent. Tolle zegt dan: ‘Maar als je naar binnen kijkt in plaats van naar buiten, ontdek je dat je een innerlijk en een uiterlijk doel hebt, en omdat je een microscopische afspiegeling van de macrokosmos bent, volgt daaruit dat het heelal ook een innerlijk en een uiterlijk doel heeft, dat niet los gezien kan worden van het jouwe. Het uiterlijke doel van het heelal is vormen te scheppen en de interactie van vormen te ervaren – het spel, de droom, het drama, hoe je het maar wilt noemen. Het innerlijke doel ervan is zich bewust te worden van zijn vormloze essentie. Dan komt de verzoening van uiterlijk en innerlijk doel: die essentie – bewustzijn – in de wereld van vorm te brengen en daarmee de wereld totaal te veranderen. Het uiteindelijke doel van die transformatie gaat het menselijke voorstellings- en begripsvermogen ver te boven. En toch, op deze planeet, in deze tijd, is die transformatie de ons toegewezen taak. Dat is de verzoening van uiterlijk met innerlijk doel, de verzoening van de wereld met God’. Dit citaat is misleidend.
Het lijkt net alsof God bij dit proces van transformatie en verzoening persoonlijk betrokken is. Zijn naam wordt echter wel genoemd, maar toch wordt Hij niet bedoeld, dat is het misleidende in dit citaat en trouwens telkens wanneer Tolle het over ‘God’ heeft. Dat blijkt wanneer Tolle schrijft: ‘En toch, op deze planeet, in deze tijd, is die transformatie de ons toegewezen taak’. Anders gezegd: niet God als Persoon brengt volgens Tolle deze transformatie, deze verzoening, tot stand, maar dat doen wij, het is onze taak. Maar Tolle heeft er geen oog voor dat wij deze transformatie, deze verzoening, helemaal niet tot stand kunnen brengen. Door onze val in de zonde is ons egoïsme zo alles beheersend geworden, dat we onszelf daarvan niet zelf kunnen bevrijden. Het is waar, God damt gelukkig de doorwerking van het kwaad, dit alles vernietigende egoïsme, in. Als God dat niet zou doen, zouden alle mensen elkaar verscheuren en is er helemaal geen leven meer mogelijk op deze planeet. In de dogmatiek heet die goddelijke weerhouding ‘algemene genade’. Er zijn in deze door het kwaad beheerste wereld ook nog goede dingen te zien en te beleven. Die goede dingen geeft God aan goede mensen en aan slechte mensen, aan gelovigen en ongelovigen, zonder onderscheid. Jezus zegt in Mat.5:45: ‘Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen’. Door deze goedheid van God en door Zijn schijnbaar oneindig geduld, kan de tijd nog voortduren, totdat er eensklaps op de jongste dag een einde aan zal komen. Maar de goede dingen die God in deze wereld aan de mens schenkt, kunnen de mens echter niet redden. De mens heeft een Verzoener nodig. God reikt deze Verzoener van de zonden aan. Jezus Christus is deze verlosser, deze Verzoener. Hij alleen overwint het egoïsme, de zonde die diep in ons binnenste woont. Dat deed Hij door in onze plaats te sterven. Alleen dat evangelie kan werkelijk verzoenen en redden. Door de kracht van de Heilige Geest, die in ons wil komen wonen, worden we nu al getransformeerd naar een nieuw leven. Het ‘ontwaken’ van Tolle, onze ‘Tegenwoordigheid’ ons leven in het ‘Nu’ kan ons ons nooit bevrijden. Dat is slechts een denkconcept van Tolle en dat denkconcept is gestoeld op eeuwenoude ketterijen die in een nieuw jasje gestoken worden.
Onder ‘Een korte geschiedenis van je leven’ schrijft Tolle: ‘Deze twee bewegingen, uitgaan en terugkeren, komen ook tot uiting in de levenscyclus van ieder mens. Uit het niets, zeg maar, kom ‘je’ opeens ter wereld’. Wanneer je dat zo leest, lijkt het alsof hier bij Tolle geen plan achter zit. En dat is ook zo. ‘Uit het niets’ kom je volgens Tolle ter wereld. Dat kan niet anders dan blind toeval zijn. Maar je keert ook weer terug, je gaat dood, en ‘that’s it’. Aan de andere kant, verder op in dit hoofdstuk lijkt het net alsof Tolle in een bepaalde vorm van reïncarnatie gelooft. Dit blijkt uit een citaat als: ‘Als de leeuw het lichaam van de zebra verscheurt, maakt het bewustzijn dat geïncarneerd was in de zebravorm zich los van de uiteenvallende vorm en dan ontwaakt het een kort moment voor zijn wezenlijke onsterfelijke natuur als bewustzijn. Vervolgens valt het meteen weer in slaap en reïncarneert het in een andere vorm’. Maar de overheersende gedachte bij Tolle is toch: dood is dood. Dat blijkt wanneer hij verderop schrijft: ‘En op een dag verdwijn ook jij. Je leunstoel staat er nog. Maar jij zit er niet meer in; er is alleen een lege ruimte’. Wat een schrale troost is dit wat Tolle ons hier biedt. Niet dat de Bijbel geen oog heeft voor de vergankelijkheid van de mens. Psalm 103:15,16 zegt: ‘De mens – zijn dagen zijn als het gras. Hij is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt, de plek waar hij stond kent hem niet meer’. Dit proces zou je kunnen vergelijken met wat Tolle noemt ‘uitgaan’ en ‘terugkeren’. Maar er is één belangrijk verschil. Want in de Bijbel is er hoop. Het volgende vers zegt: ‘Maar de HEER is trouw aan wie Hem vrezen, van eeuwigheid tot eeuwigheid’ (Psalm 103:17). Er is toekomst want God blijft getrouw. God kent zijn kinderen al van eeuwigheid en Hij blijft ze eeuwig trouw. Ondanks de vergankelijkheid in dit leven mogen we hoop hebben op het aanbreken van de onvergankelijkheid. God komt weer bij de mensen wonen. Voor eeuwig. Die dag zal aanbreken zoals God heeft beloofd. De dood is overwonnen dankzij de opstanding van Christus en daar mogen al zijn kinderen in delen (1 Kor 15: 51:-57). Deze christelijke hoop ontbreekt bij Tolle geheel en al. Tolle komt zoals gezegd niet verder dan deze troosteloze conclusie: ‘En op een dag verdwijn ook jij. Je leunstoel staat er nog. Maar jij zit er niet meer in; er is alleen een lege ruimte. Je bent teruggegaan naar waar je maar een paar jaar geleden vandaan bent gekomen. Het leven van ieder mens – eigenlijk van elke levensvorm – vertegenwoordigt een wereld, een unieke manier waarop het heelal zichzelf ervaart. En als je vorm uiteenvalt, komt er een einde aan een wereld – een van de ontelbare werelden’. Er zit geen greintje hoop in deze boodschap van Tolle, het is een troosteloos verhaal. Dood is bij Tolle dood, alle prachtige theorieën over ‘een nieuwe aarde’ ten spijt. Geef mij dan maar de boodschap van Jezus: ‘Wie in de Zoon van God gelooft heeft eeuwig leven’ (Joh. 3:36).Die boodschap heeft eeuwig durend perspectief. Dat eeuwige leven begint hier al. Als we door de kracht van de Heilige Geest worden vernieuwd gaan we nu al leven volgens het oorspronkelijke doel van God. Dat maakt ons blij en motiveert ons om dat nieuwe leven nu al vorm te gaan geven en de strijd aan te gaan met alle zonde en onrecht in ons leven en in de maatschappij om ons heen. Tolle wil van geen strijd voor recht en gerechtigheid weten. Dat is al vaker gebleken en dat blijkt ook nu weer als Tolle even later schrijft: ‘Worsteling of stress is een teken dat het ego teruggekeerd is, net zoals negatieve reacties wanneer we op hindernissen stuiten’. Wij zouden zeggen dat zolang er op deze aarde nog strijd is tegen onrecht en allerlei duivelse en kwade praktijken, dat er dan nog hoop is. Als dat verzet er niet meer is, zijn we totaal uitgeleverd aan de kwade machten. Dat is wat het menselijke ego wil. Het ego wil juist niet strijden tegen het kwade, maar het kwaad op zijn beloop laten en er heimelijk van profiteren. Het is waar, door zich over te geven aan het kwade roept het ego alsmaar nieuwe strijd en worsteling op. Maar dat is verkeerde strijd (Jac. 4:1,2). Maar er kan wel degelijk een goede strijd gestreden worden. Laten we nu ook Jezus eens citeren zoals Tolle dat zelf ook vaak doet. Jezus zegt in Luc. 13:24: ‘Strijd om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg ik U, zullen trachten in te gaan, maar het niet kunnen’. Paulus roept ons voortdurend op om de goede strijd van het geloof te strijden(1 Tim. 6:12). Paulus is ons in die strijd voor gegaan (2 Tim. 4:7). De wapens die we bij deze worsteling gebruiken, zijn niet de wapens van deze wereld. De wapens van wereld bestaan uit brute kracht en geweld.. De wapens die wij gebruiken zijn de wapens van het Licht (Jezus). Die wapens bestaan uit liefde, barmhartigheid en dienstbaarheid. Hoezo is worsteling of strijd een teken dat het ego is terug gekeerd zoals Tolle ons wil laten geloven? Tolle heeft er geen oog voor dat we leven nog steeds in een gebroken wereld leven en dat verandering strijd kost. Dat betekent dat, ook als je iets moois tot stand wil brengen, er nog zoveel kwade machten zijn die het goede tegenwerken. Maar aan die machten komt ooit een keer een einde.
Onder het kopje ‘Bewustzijn’ schrijft Tolle: ‘Bewustzijn is al bewust. Het is het ongemanifesteerde, het eeuwige. Het heelal echter wordt zich slechts geleidelijk bewust. Bewustzijn zelf is tijdloos en evolueert daarom niet. Het is nooit geboren en sterft niet. Wanneer het bewustzijn het gemanifesteerde heelal wordt, lijkt het onderhevig te zijn aan tijd en een evolutieproces te ondergaan. Geen menselijk vernuft kan de reden voor dit proces helemaal doorgronden. Maar we kunnen er in onszelf wel een glimp van opvangen en er bewuste deelnemers van worden. Bewustzijn is de intelligentie, het organiserende principe achter de opkomst van vorm. Bewustzijn bereidt al miljoenen jaren vormen voor opdat het zich daardoor in het ongemanifesteerde kan uitdrukken. Hoewel je het ongemanifesteerde rijk van zuiver bewustzijn als een aparte dimensie zou kunnen beschouwen, staat het niet los van deze dimensie van vorm. Vorm en vormloosheid dringen in elkaar door. Het ongemanifesteerde dringt in deze dimensie door als bewust zijn, innerlijke ruimte, Tegenwoordigheid. Hoe doet het dat? Door de menselijke vorm die bewust wordt en zo zijn bestemming bereikt. De menselijke vorm werd voor dit hogere doel geschapen, en miljoenen andere vormen baanden de weg ervoor. Bewustzijn incarneert in de gemanifesteerde dimensie, dat wil zeggen, het wordt vorm. Als het dat doet, betreedt het een droomachtige toestand. De intelligentie blijft, maar het bewustzijn verliest het bewustzijn van zichzelf. Het verliest zich in vorm, identificeert zich met vormen. Dat zou je kunnen beschrijven als het afdalen van het goddelijke in de materie’. In bovenvermeld citaat hult Tolle zich in vaagheden. Allereerst kent Tolle aan ‘Bewustzijn’ goddelijke eigenschappen toe. Tolle zegt dat ‘Bewustzijn’ eeuwig is, dat het tijdloos is, dat het niet evolueert, dat het geen begin en geen einde heeft. Dat zijn eigenschappen die de Bijbel alleen voor God gereserveerd heeft. Tolle pakt die eigenschappen a.h.w. van de Schepper af en kent ze toe aan het geschapene. Dat noemt de Bijbel afgoderij en daarmee berooft Tolle God van zijn eer. Nu kan je natuurlijk stellen dat Tolle niet gelooft in het bestaan van een persoonlijk God. Dus vanuit zijn visie kan je iemand die niet bestaat ook niet van zijn eer beroven. Toch blijft Tolle de term ‘god’ en ‘goddelijk gebruiken en dat kweekt voortdurend misverstanden. Toch blijft hij over God spreken. Hij doet dat aarzelend en terloops, waarschijnlijk om zijn visie met een Bijbels sausje te overgieten en niet omdat hij in het bestaan van God gelooft. Dit blijkt wanneer Tolle in het volgende citaat zegt: ‘Bewustzijn incarneert in de gemanifesteerde dimensie, dat wil zeggen, het wordt vorm. Als het dat doet, betreedt het een droomachtige toestand. De intelligentie blijft, maar het bewustzijn verliest het bewustzijn van zichzelf. Het verliest zich in vorm, identificeert zich met vormen. Dat zou je kunnen beschrijven als het afdalen van het goddelijke in de materie’. Hoe dan ook is het niet waar wat Tolle zegt., ‘Bewustzijn’ is echter helemaal geen God en is ook niet ‘goddelijk’. ‘Bewustzijn’ is een middel dat God zelf door de Heilige Geest gebruikt om de mens van God bewust te maken. Niet alleen gebruikt God dit middel om de mens er bewust van te maken dat echt God bestaat, maar om de mens er ook de mens ervan bewust te maken dat hij God als redder en bevrijder nodig heeft.
Wat doet Tolle nu in bovenvermeld citaat?. Tolle laat het eeuwige, onsterfelijke ‘Bewustzijn’ doordringen in wat Tolle noemt ‘vorm’ , het ‘gemanifesteerde’, zeg maar ‘het zichtbare en tastbare’, de Schepping dus. Uiteindelijk gaat het ‘Bewustzijn’ daarin geheel en al op. Dat proces gaat volgens Tolle geleidelijk en daarom ‘lijkt’ het volgens Tolle alsof het ‘Bewustzijn’ zelf ook evolueert. Dat ‘lijkt’ zo zegt Tolle, maar niet echt want evolutie kan niet van toepassing op God zelf zijn. God kan evolutie in gang zetten, maar evolueert zelf niet. Op zich heeft Tolle daar gelijk in. Maar ‘Bewustzijn’ is geen God en daarom kan het op zich best evolueren. God evolueert inderdaad niet. Wel kent God een openbaringsgeschiedenis. God laat in de Bijbel steeds meer van Zichzelf zien en merken. Totdat Hij zich volledig kenbaar maakt in Jezus Christus. Wil je weten wie God is? Wil je ervan ‘bewust’ worden wie God is? Open dan de Bijbel en lees wie Jezus is. (Joh. 7:28,29; 8:19; 8:55; 17:3;17:25). Alleen door Jezus leer je God kennen en wordt je ervan bewust wie God is en wie je zelf bent.
We hebben het al eerder opgemerkt dat Tolle de zeer oude dwaling van het ‘pantheïsme’ predikt. Dat blijkt ook nu weer uit bovenvermeld citaat wanneer Tolle zegt: ‘Vorm en vormloosheid dringen in elkaar door. Het ongemanifesteerde dringt in deze dimensie door als bewust zijn, innerlijke ruimte, Tegenwoordigheid. Hoe doet het dat? Door de menselijke vorm die bewust wordt en zo zijn bestemming bereikt. De menselijke vorm werd voor dit hogere doel geschapen, en miljoenen andere vormen baanden de weg ervoor. Bewustzijn incarneert in de gemanifesteerde dimensie, dat wil zeggen, het wordt vorm’. Bovenvermeld citaat is duidelijk een voorbeeld van pantheïsme. Het Griekse woord ‘pan’ staat voor ‘alles’, en ‘theïsme’ voor ‘Goddelijkheid’. In die visie is alles God, zowel het vormloze als het gemanifesteerde. Het goddelijke ‘Bewustzijn’ dat staat voor ‘vormloosheid’ dringt door in de ‘vorm’ volgens Tolle. Zo vormen ze een eenheid en zijn ze beiden god. De ‘menselijke vorm’ die dan ‘mens’ genoemd kan worden, wordt volgens Tolle doordrongen van het goddelijke ‘Bewustzijn’ en wordt daarmee ook zelf God. Als de mens ‘bewust’ wordt van zijn goddelijkheid dan heeft hij volgens Tolle ‘zo zijn bestemming bereikt’. Tolle zegt: ‘De menselijke vorm werd voor dit hogere doel geschapen’. Maar wij vragen, door wie dan? Wie is die Schepper dan? Tolle zegt niet: die Schepper is de Almachtige God, de Schepper van hemel en aarde. Want als hij dat zou zeggen dan zou Tolle een onderscheid moeten maken tussen Schepper – dat is God Zelf – en het ‘schepsel’ dat altijd onder Hem staat en altijd van hem afhankelijk blijft. Hij zou dan van zijn pantheïstisch principe afstappen. Hij zou dan in het bestaan van God geloven. Maar Tolle maakt juist geen onderscheid tussen schepper en schepsel. En dan is typisch een kenmerk van het pantheïsme. Tolle praat wel over ‘scheppen’ maar heeft het nooit over de Schepper die los van het geschapene existeert. Die God bestaat bij Tolle niet. Als God niet echt bestaat dan is er ook geen echte troost en is er ook geen echt uitzicht op het eeuwige leven. Die echte troost die ontbreekt en dat blijkt als Tolle vervolgens gaat Tolle schrijven over wat hij noemt de ‘De modaliteiten van ontwaakt handelen’. Deze modaliteiten zijn volgens Tolle ‘aanvaarding, plezier en enthousiasme’. Tolle zegt dan: ‘Ze vertegenwoordigen allemaal een bepaalde trillingsfrequentie van bewustzijn. Je moet opletten dat een van de drie actief is als je wat dan ook aan het doen bent – van de eenvoudigste tot de meest complexe taak. Als je niet in de toestand van aanvaarding, plezier of enthousiasme bent, kijk dan goed, dan merk je dat je leed voor jezelf en voor andere mensen schept’. Die ‘trillingsfrequentie’ is al eerder aan de orde geweest in het vijfde hoofdstuk van dit boek. We schreven toen dat het bestaan van die z.g. ‘trillingsfrequentie’ op geen enkele wijze wetenschappelijk is vastgesteld. Deze opvatting van Tolle is dan ook puur gebaseerd op fantasie. Tolle laat in dit citaat de mens voor de zoveelste keer optreden als ‘schepper’. In dit geval echter als ‘schepper’ van leed voor zichzelf en anderen. Anders gezegd: luisteren naar Tolle want anders schep je kwaad voor jezelf en anderen. Laten we de drie modaliteiten van Tolle ‘aanvaarding, plezier en enthousiasme’ stuk voor stuk kort bespreken.
Over het onderwerp ‘Aanvaarding’ hebben we al eerder uitgebreid geschreven. Laten we om te beginnen stellen dat ‘aanvaarding’ soms noodzakelijk is en daarom een goede zaak kan zijn. Als God je een bepaalde last te dragen geeft waar je niet onderuit kunt, dan moet je leren die te aanvaarden en daar vrede in te vinden. Als je op God vertrouwt dan geeft Hij je daar de kracht ook voor om het te kunnen dragen. Maar dat is het punt hier niet. Tolle concludeert hier iets heel anders: ‘Als je iets niet met plezier kunt doen en er ook geen aanvaarding in kunt brengen, stop dan. Anders neem je geen verantwoordelijkheid voor het enige waarvoor je verantwoordelijkheid kunt nemen, wat ook het enige is dat werkelijk belangrijk is: je bewustzijnstoestand. En als je geen verantwoordelijkheid neemt voor je bewustzijnstoestand, neem je geen verantwoordelijkheid voor het leven’. Tolle strooit kwistig met citaten van Jezus om zijn opvattingen voor christenen aanvaardbaar te maken zoals we al zo vaak hebben gezien. Op cruciale punten echter staan de opvattingen van Tolle lijnrecht tegenover die van Jezus. Dat blijkt ook uit dit citaat van Tolle. Deed Jezus dit ook zo, zoals Tolle hier adviseert: ‘Als je iets niet met plezier kunt doen en er ook geen aanvaarding in kunt brengen, stop dan’?. Het gaat in deze handeling bij Tolle alleen maar om jezelf, hoe mooi de woorden van Tolle ook klinken. Want het gaat bij Tolle om jouw ‘plezier’ en om jouw ‘aanvaarding’ die je er zelf in moet brengen. Lukt je dat niet dan zegt Tolle: stoppen ermee. Jezus echter, had helemaal geen plezier in het lijden dat Hij moest ondergaan en kon daar totaal geen aanvaarding voor zichzelf in brengen. Dat bleek in de hof van Getsemane, toen Jezus vlak voor zijn lijden en sterven aan het kruis van Golgotha stond. Jezus zag daar de onbeschrijflijk diepe intensiteit van het lijden op zich afkomen. Jezus bad in die hof of God de drinkbeker van zijn lijden wilde wegnemen en bad: ‘Abba, Vader, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt’ (Marc. 14:36). Jezus aanvaardde de beker van het lijden, niet omdat Hij ervoor zichzelf aanvaarding in bracht, maar omdat Jezus God gehoorzaam wilde zijn. Jezus aanvaardde welbewust het lijden om de wereld te bevrijden van schuld en zonde. Dat is een wilsbeschikking uit pure liefde genomen. Dat is heel wat anders dan er voor jezelf aanvaarding inbrengen. Elders hebben we al breedvoerig beschreven dat Tolle door zijn aanvaardingsideologie, de confrontatie met het kwaad in deze wereld consequent uit de weg gaat. In feite kan het kwaad daardoor ongestoord zijn gang gaan, terwijl Tolle ons maar blijft oproepen om ons in het schijnbaar veilige bastion van wat hij hier noemt je ‘bewustheidstoestand’ terug te trekken. Daar wordt de wereld niets beter van, integendeel, het kwaad kan ongestoord doorwoekeren. Want ‘de strijd tegen het kwade (bijv. tegen kinderslavernij en/of, kinderporno) die moet je volgens Tolle niet eens willen voeren, zoals hij al eerder in zijn boek heeft aangegeven. Maar het lijden en het onrecht in deze wereld worden alleen maar groter als je naar Tolle zou luisteren. Dat is de prijs die je betaalt als je het principe van de ’aanvaarding’ van Tolle aanvaard.
Laten we vervolgens eens gaan kijken naar de tweede modaliteit van ontwaakt handelen die Tolle noemt: ‘Plezier’. Laten we vooraf stellen dat er niets op tegen is om plezier te hebben in het leven en de dingen met plezier te doen, integendeel. Daar staat tegenover dat er in het leven heel wat dingen kunnen gebeuren en dat je soms heel veel dingen moet doen, die niet direct als ‘plezierig’ te kwalificeren zijn. Op dit punt verschillen we niet van mening. Tolle gaat met ‘plezier’ echter een hele andere kant op. Hij schrijft: ‘Op de nieuwe aarde neemt plezier de plaats in van willen als drijfveer voor het menselijk handelen. Willen komt voor uit de misvatting van het ego dat je een alleenstaand fragment bent dat niet in verbinding staat met de kracht achter de schepping’. Voor de duidelijkheid moeten we hier eerst stellen dat wanneer Tolle het heeft over ‘de nieuwe aarde’ dan is dat heel wat anders dan de nieuwe aarde die God heeft belooft en die zal nederdalen uit de hemel en altijd zal blijven bestaan (Openb. 21:1,2). De nieuwe aarde van Tolle is het ontwaakte ‘Nu’ en daar komt helemaal geen persoonlijk God aan te pas. Het ‘plezier’ van Tolle, zo het er al is in je leven, eindigt dan ook altijd als je dood gaat. Eerder in dit hoofdstuk had Tolle immers al gezegd over de dood: ‘Je bent teruggegaan naar waar je maar een paar jaar geleden vandaan bent gekomen'. Dood is bij Tolle dood, er is geen hoop op een toekomst. Aan die gedachte is weinig plezier te beleven. ‘Plezier’ en ‘willen’ gaan volgens Tolle dus niet samen op zijn nieuwe aarde. Volgens ons gaan ‘plezier’ en ‘willen’ juist heel goed samen. Neem als voorbeeld een olympisch kampioen op de marathon. Om die gouden plak te kunnen winnen moet er talloze uren getraind worden. Die training is vaak hard en langdurig, met heel veel afzien. Je moet veel pijn willen verdragen om uiteindelijk in top conditie te komen en zo de eind overwinning te kunnen binnenslepen. Die hard bevochten overwinning is gebaseerd op pure wilskracht. En als die overwinning er dan eindelijk is, dan is de euforie, dan is het ‘plezier’ immens. ‘Willen’ is dus wel degelijk een goede drijfveer voor het menselijk handelen, juist omdat het tot mooie dingen kan leiden. ‘Liefde’ en ‘willen’ passen trouwens ook goed bij elkaar. Dat God de mens lief heeft, is gebaseerd op Zijn ‘wil’. Wij zijn als mens tegen God in opstand gekomen en wij hebben God aan alle kanten geschoffeerd. Toch heeft God de mens lief. God heeft de zondaar lief. Waarom? Omdat God de mens wil lief hebben, en Hij hem beloofd heeft dat Hij de mens zal redden. Dat is gebaseerd op Zijn wilsbeschikking. God is nl. ‘liefde’. Liefde is pas echt liefde als liefde onvoorwaardelijk is. Om die liefde waar te maken is wilskracht nodig. Jezus is ons hierin voorgegaan. In Joh. 13:1 lezen we over Jezus: ‘Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan’. ‘Plezier’ en ‘willen’ en ‘liefde’ en ‘willen’ zijn dus onafscheidelijk aan elkaar verbonden.
De derde modaliteit van ontwaakt handelen die Tolle bespreekt is ‘Enthousiasme’. Tolle had eerder in dit hoofdstuk geschreven: ‘Alles wat er ooit is geweest of zal zijn is nu, buiten de tijd, die een mentale constructie is’. Met dit citaat concentreert Tolle alles op het ‘Nu’. In dat denken van Tolle is geen ruimte voor idealen die in de toekomst gerealiseerd worden. Jezelf opofferen in dit leven en jezelf dienstbaar opstellen, kortom jezelf doelen stellen omdat je weet dat er prachtige toekomst van God voor je ligt, is bij Tolle hetzelfde als vloeken in de kerk. Het is waar, de Bijbel roept ons op om de kracht van de opstanding van Christus nu al een nieuw leven te beginnen. We mogen nu al gaan bouwen aan het Koninkrijk dat komende is, in een leven van opoffering in liefde en dienstbaarheid aan de Heer en aan elkaar. Totdat straks de volkomenheid aanbreekt. Dat leven is niet alleen gericht op het ‘nu’ maar evenzeer met het oog op de toekomst. Nu gaat Tolle in deze paragraaf een merkwaardige draai maken. In de laatste paragraaf van dit boek schrijft Tolle: ‘In de kern van alle utopische visioenen zit een van de belangrijkste structurele stoornissen van het oude bewustzijn: verlossing verwachten van de toekomst'. Maar in deze paragraaf blijken er ineens toch toekomstige ‘doelen’ te zijn, dit terwijl hier en in het hele boek uitbazuint dat het alleen maar om het ‘Nu’ gaat. Kijk maar naar het volgende citaat van Tolle: ‘Ze hebben een geweldig visioen, een doel, en vanaf die dag werken ze naar het verwezenlijken van dat doel toe. Hun doel of visioen is meestal op een of andere manier verbonden met iets wat ze al op een kleinere schaal aan het doen zijn en met plezier doen. Daar verschijnt de derde modaliteit van ontwaakt handelen: enthousiasme. Enthousiasme betekent dat er diepe vreugde zit in wat je doet, met daarbij het toegevoegde element van een doel of visioen waar je naartoe werkt’. Ziet u de tegenstrijdigheid? ‘Verlossing verwachten van de toekomst’ is volgens Tolle een stoornis, ook al werk je nu al naar die volkomen verlossing toe. Paulus zegt in Rom. 8:18: ‘Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard’. Voorts zegt Paulus dat de schepping nu nog onderworpen is aan zinloosheid (vers 20) maar de schepping heeft hoop gekregen omdat ‘ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt’ (Rom. 8:21). Zou Tolle mij kunnen vertellen waarom dit een stoornis zou zijn? Nu al enthousiast een nieuw leven leiden, om straks de volkomenheid te bereiken, wat is daar mis mee? Tolle blijkt echter ook niet zonder ‘doelen’ te kunnen. Waarom niet? Omdat er, als er geen doel is, er ook geen zinnige betekenis meer aan het leven gegeven kan worden. Tolle kan wel prachtige volzinnen schrijven over enthousiasme: ‘Ze hebben een geweldig visioen, een doel, en vanaf die dag werken ze naar het verwezenlijken van dat doel toe’, maar als het eindstation van ieder mens uiteindelijk de dood en het graf is, wat voor troost houd je dan uiteindelijk over? Geen enkele. Al die woorden van Tolle over plezier en enthousiasme, zijn uiteindelijk leeg en zinloos, omdat er geen toekomst in zit. Tolle praat wel over doelen maar heeft er feitelijk geen. Dat maakt dit boek troosteloos. Tolle laat het aanvankelijke enthousiasme snel bekoelen wanneer hij schrijft: ‘Als de terugkerende beweging naar het uiteenvallen van vormen in -zet, dient enthousiasme je niet meer. Enthousiasme hoort bij de uitgaande cyclus van het leven. Alleen door overgave kun je je afstemmen op de terugkerende beweging – de thuisreis’. Anders geformuleerd: als de afbraak van het leven begint, datgene wat Tolle aanduidt met ‘de terugkerende beweging’ en die uiteindelijk eindigt met de dood, dan helpt volgens Tolle enthousiasme je niet meer, je hebt volgens Tolle geen andere keus dan je over te geven aan ‘de thuisreis’. Die ‘thuisreis’ is bij Tolle een eufemisme voor niets anders dan de dood. Je lost op in het niets volgens Tolle, want zo schreef hij al eerder in dit hoofdstuk: ‘En op een dag verdwijn ook jij. Je leunstoel staat er nog. Maar jij zit er niet meer in; er is alleen een lege ruimte. Je bent teruggegaan naar waar je maar een paar jaar geleden vandaan bent gekomen’. Geef mij dan maar de troost van het evangelie. Het evangelie praat ook over de thuisreis. 2 Kor. 5:1 zegt hierover: ‘Wij weten dat onze aardse tent, het lichaam waarin wij wonen wordt afgebroken, we van God een woning krijgen, een eeuwige, niet door mensenhanden gemaakte woning in de hemel’. Bij Tolle echter is de dood einde verhaal, geloof in Jezus daarentegen schenkt het eeuwige leven. Nu al en straks volkomen.
Tenslotte nog iets over de laatste paragraaf in dit boek met als titel: ‘De nieuwe aarde is geen utopie’. Het is geen wonder dat iemand die alleen maar van het ‘Nu’ wil weten een hekel heeft aan utopieën. Als christenen zeggen wij in bepaald opzicht hetzelfde als Tolle. Ook wij zeggen: ‘De nieuwe aarde is geen utopie’. Een utopie is immers een illusie, een luchtkasteel en als christen geloven we dat de komst van de nieuwe aarde geen luchtkasteel is maar werkelijkheid is en zal gaan worden, geen utopie dus. Tolle schrijft: ‘Alle utopische visioenen hebben dit gemeen: de mentale projectie van een tijd in de toekomst waar alles goed met ons is, waar we gered worden, waar vrede is en het einde van onze problemen. Er zijn veel van zulke utopische visioenen geweest. Sommige ervan eindigden in teleurstelling, andere in een ramp. In de kern van alle utopische visioenen zit een van de belangrijkste structurele stoornissen van het oude bewustzijn: verlossing verwachten van de toekomst. Het enige bestaan dat de toekomst feitelijk heeft is als gedachtevorm in je verstand, dus als je verlossing verwacht van de toekomst, verwacht je die onbewust van je verstand. Je bent gevangen in vorm en dat is ego’. Het leidt geen twijfel dat Tolle ook het christelijk geloof schaart onder de utopische visioenen die volgens hem alleen maar teleurstellen of uitlopen op een regelrechte ramp. Maar Tolle vergist zich als hij zou denken dat de kern van het christelijk geloof alleen zou zijn ‘verlossing verwachten van de toekomst’. Die verlossing die is er nl. NU al. Die verlossing is tot stand gekomen doordat Jezus ons van de zonde en de dood heeft verlost. Daarmee is het Koninkrijk van God op aarde verschenen. We mogen daardoor een nieuw leven beginnen in Zijn koninkrijk, door de kracht van Zijn Geest. We worden nu al steeds meer en meer naar Zijn evenbeeld veranderd, om in liefde en trouw voor Hem en onze naasten te leven. Natuurlijk zit er ook een toekomstig element in het christelijk geloof. Het Koninkrijk is er al en tegelijk ook nog niet. We hebben nog een doel en dat doel is het bereiken van de volkomenheid, de volkomen harmonie van alles en allen. Die verlossing is niet een kwestie van alleen maar het verstand zoals Tolle wil beweren. Die verlossing bevrijdt de mens totaal, zowel zijn verstand, als zijn lichaam en ziel worden bevrijd door het geloof in Jezus. Nu hebben ook christenen nog te maken met zonde, ziekte, zwakheid en gebrek. Ons lichaam moet nog sterven. Maar straks als de grote dag aanbreekt, mogen we opstaan uit de doden en mogen we een vernieuwd en verheerlijkt lichaam krijgen dat niet langer onderhevig is aan ziekte en dood. Tolle ontkent dit alles. Tolle schrijft: ‘Niets gaat ons bevrijden, omdat alleen het huidige moment dat kan. Dat inzicht is het ontwaken. Ontwaken als toekomstige gebeurtenis heeft geen betekenis, omdat ontwaken de verwezenlijking van Tegenwoordigheid is. De nieuwe hemel, het ontwaakte bewustzijn, is dus niet een in de toekomst te verwezenlijken toestand. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen op dit moment in je op en als ze niet op dit moment in je opkomen, zijn ze niet meer dan een gedachte in je hoofd en komen ze dus helemaal niet op. Wat zei Jezus tegen zijn discipelen? ‘… het Koninkrijk Gods is bij u’. (Lucas 17:21). Tolle verdraait hier de woorden van Jezus. Lees de perikoop maar na, waarheen Tolle verwijst. Het is waar, met de komst van Christus op aarde is het Koninkrijk van God bij de mensen gekomen (Luc. 12:20). In die zin klopt het citaat van Tolle van Tolle ‘…het Koninkrijk Gods is bij u’. Maar daarmee is het Koninkrijk van God nog niet voltooid! Het koninkrijk Gods is tegelijkertijd net zo goed nog een zaak van de toekomst. Dat moffelt Tolle weg. Dat het Koninkrijk Gods OOK een toekomstige zaak is, dat blijkt niet alleen uit het vervolg van Lucas 17 (Lucas 17:21-37) maar ook uit vele andere Schriftplaatsen. Kijk bijv. eens naar Luc. 22:18 waar Jezus zegt: ‘Vanaf nu zal ik niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van God gekomen is’. Zie ook Marc. 9:47, Luc. 13:28,29; 14:15 etc.. De Bijbel leert duidelijk dat met de komst van Christus de beslissende fase in de komst van het Koninkrijk Gods is aangebroken. maar de komst van dit Koninkrijk loopt door naar de jongste dag. Op de jongste dag zal Christus op de wolken verschijnen in heerlijkheid (Openb. 1:7) om dan Zijn rijk van recht en gerechtigheid voor eeuwig gestalte te geven. Een nieuwe aarde? Jazeker! Maar niet de nieuwe aarde van het ‘Nu’ van Tolle want dat is helemaal geen tastbare realiteit en dat is dus bedrog. Maar de wereld die beloofd wordt in de Bijbel in Openbaring 21: 1:4 is wel echt. Daar staat: ‘Toen zag ik een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De hemel en de aarde van vroeger waren verdwenen, en ook de zee was er niet meer. Ik zag uit de hemel een heilige stad naar beneden komen, het nieuwe Jeruzalem. Die stad kwam bij God vandaan. Ze leek op een bruid die zich mooi gemaakt heeft voor haar bruidegom. Uit de richting van de troon hoorde ik een luide stem, die zei: ‘Nu is God zelf op aarde. Vanaf nu zal hij bij de mensen wonen. De mensen zullen zijn volk zijn, en hij zal hun God zijn. Hij zal al hun tranen drogen. Niemand zal meer sterven, en er zal geen verdriet en geen pijn meer zijn. Want alles van vroeger is verdwenen.’
Tolle sluit het boek af met deze zin: ‘Er ontstaat een nieuwe soort op de planeet. Deze ontstaat nu en jij bent die nieuwe soort!’. Tolle schreef dit al meer dan 13 jaar geleden en we merken van het ontstaan van deze ‘nieuwe soort’ hoegenaamd niets. Dat is ook niet verwonderlijk want de ideeën van Tolle zijn bepaald niet nieuw, dus kan daar ook geen nieuw soort van mensen uit ontstaan. De theorieën van Tolle zijn een samenraapsel van oude gnostische dwalingen uit de eerste eeuwen van het christendom, vermengd met een scheut boeddhisme, hindoeïsme, en een behoorlijk aantal citaten van Jezus. Citaten van Jezus die totaal uit hun verband worden gerukt en zo bruikbaar gemaakt worden om ook aan christenen het gevoel te geven dat de ideeën van Tolle ‘compatible’ zijn met het evangelie. Maar de ideeën van Tolle zijn niet ‘compatible’ met het evangelie. De eerlijkheid gebied ons dat te stellen en Tolle zou er goed aan doen dat ook toe te geven. ’Echt’ en ‘nep’ lijken soms gevaarlijk op elkaar. Maar de echtheid van het evangelie wordt keer op keer bewezen doordat God betrouwbaar is en dat al Zijn beloften zijn uitgekomen.
We concluderen dat we het eens zijn met John Stackhouse, professor in de theologie en cultuur aan het Regent College in Vancouver, die over Tolle het volgende gezegd heeft: "Tolle gives a certain segment of the population exactly what they want: a sort of supreme religion that purports to draw from all sorts of lesser, that is, established religions". Vrij vertaald komt dit hier op neer: ‘Tolle geeft een bepaalde bevolkingsgroep precies wat ze willen: een soort van verheven religie die beweert te putten uit allerlei minderwaardige, d.w.z. gevestigde godsdiensten’.
Ook de conclusie van James Beverley onderschrijven we. James Beverley is professor in ‘Christian Thought and Ethics’ aan het Tyndale Seminary in Toronto. Beverley concludeert dat Tolle's wereldbeeld "is at odds with central Christian convictions" en dat "Tolle denies the core of Christianity by claiming there is no ultimate distinction between humans and God and Jesus". Vrij vertaald: ‘het wereldbeeld van Tolle staat haaks op de kerngedachten van het christelijk geloof’ en Tolle ‘verwerpt de kern van het christendom door te beweren dat er uiteindelijk geen verschil bestaat tussen mensen en God en Jezus’.
Kees de Graaf 2017.

 

 Go back
Published on: 07-01-2017 13:44:31

Click this link to respond to this article

Be the first to respond

Write your response in the box below