In Christus ben je een nieuwe schepping!
‘Daarom ook is iemand die één met Christus is een nieuwe schepping’ (2 Kor.5:17)
Over de Amerikaanse theoloog en apologeet Prof. Gregory A. Boyd heeft u al eerder iets kunnen lezen op mijn weblogs. Ik ben naar aanleiding van zijn zeer bekende en alom geprezen boekje ‘Brieven van een Scepticus’ met hem in debat gegaan. Boyd wordt wereldwijd gerekend tot één van de meest invloedrijke theologen van deze eeuw. Boyd is een aanhanger van het z.g. ‘open theïsme’. Deze stroming heeft de laatste tijd veel invloed gekregen in Amerikaanse evangelische kringen. Ik denk dat het een kwestie van tijd is alvorens we er hier ook mee te maken krijgen. Het open theïsme gaat ervan uit dat God weliswaar veel meer voorkennis heeft over de toekomst dan wij, maar tegelijkertijd ook, dat Hij niet alles weet over die toekomst. Je zou kunnen zeggen: Hij heeft vrijwillig besloten om niet alles te weten over die toekomst. Sommige zaken staan wel vast en daarvan heeft God ook volledige voorkennis. Zo staat zijn heilsplan vast en daarvan lees je in de Bijbel.
Als het echter over mensen (en engelen) gaat, dan worden deze door Boyd aangeduid als ‘’Free agents”. Liefde en vrijheid horen onlosmakelijk bij elkaar. Liefde zegt Boyd is geen echte liefde als die liefde niet vrijwillig is. God wil met de mens alleen een relatie aangaan op basis van vrijwillige liefde. Anders zouden we in feite alleen maar robots zijn die mechanisch de wil van God uitvoeren. (Like puppets on a string). Zo wil God niet met ons omgaan. Als de mens vrij is in zijn handelen dan betekent dit volgens Boyd dat God de daden en beslissingen van de mens niet van tevoren kan kennen.
Ik vraag me persoonlijk af waarom dit noodzakelijk is. Een voorbeeld om dat duidelijk te maken. Jantje krijgt van moeder de opdracht om niet uit de snoepdoos te snoepen Ook al weet moeder van tevoren dat Jantje bij haar afwezigheid uit de snoepdoos zal gaan snoepen, toch kan je zeggen dat Jantje geheel vrijwillig het gebod van moeder overtreedt als hij toch besluit te gaan snoepen uit de snoepdoos.
Natuurlijk weet Bod dat ook wel maar waarom blijft hij dan toch bij de gedachte dat God de daden van de vrije mens niet van tevoren kan kennen?. Dit komt omdat Boyd het handelen in vrijheid als ‘scheppen’ ziet. In die visie is het kenmerkende van iets ‘scheppen’ nu juist dat je van tevoren niet weet hoe het geschapenen eruit zal gaan zien, anders is het geen ‘scheppen’ meer. Anders gezegd: een uitvinding is geen uitvinding meer als je al van te voren weet hoe die uitvinding eruit ziet en zal gaan functioneren. Ook spontaniteit en schepping horen onlosmakelijk bij elkaar. Zo gaat dat op menselijk niveau. Je voegt bepaalde substanties bij elkaar, je combineert bepaalde gedachtegangen en ’spontaan’ ontstaat er iets nieuws, vaak ‘out of the blue’. Je was er niet eens naar op zoek en tot je grote verrassing ontstaat er iets totaal nieuws, een creatie. Het is duidelijk dat je zo’n nieuwe creatie pas weet kan krijgen op het moment dat deze echt ontstaat.
Op menselijk niveau is deze gedachte goed te volgen. Maar het typische is dat Boyd deze gedachte nu ook op God toepast. Boyd schrijft letterlijk:
‘Als Hij (d.i. God) ons vrijheid geeft, scheppen wij de werkelijkheid van onze besluiten door ze te nemen. En zolang wij die besluiten niet nemen, bestaan ze gewoon niet. Kortom er bestaat niets dat te kennen valt, totdat wij het in het leven roepen, zodat het gekend kan worden. Dus God kan de goede of verkeerde beslissingen van de mens die Hij (d.i. God) schept niet van te voren kennen, totdat Hij (d.i. God) ze schept en zij (dat zijn de mensen) op hun beurt hun beslissingen ‘scheppen’[1].
Allereerst denk ik dat Boyd de ‘scheppende’ kracht van de mens ten onrechte op hetzelfde niveau zet als de scheppende kracht van God. Als een mens iets ‘schept’ dat doet hij dat uit iets dat al bestaat. Hij ontdekt nieuwe mogelijkheden en toepassingen uit dingen die al bestaan. Als zodanig zou je dat niet eens ‘scheppen’ kunnen noemen. Bij God ligt dit heel anders. Hij is de echte Schepper. Echt ‘scheppen’ is scheppen uit het niets. Dat doet Hij dan ook.(creatio ex nihilo). Dat gebeurt door de kracht van zijn Woord. Hij spreekt en het staat er. Hij gebiedt en het gebeurt (Psalm 33:6). Dat is voor ons een onnavolgbaar proces.
Het lijkt me daarom maar moeilijk voorstelbaar dat God het handelen van zijn eigen schepsel niet van te voren zou kennen en door het optreden en handelen van dat schepsel a.h.w. verrast zou kunnen worden. Boyd ziet God echter optreden op het wereldtoneel als een oneindig wijze schaakspeler. Hij reageert volgens Boyd interactief op het handelen van de mens. Het handelen van de mens dat Hij overigens niet van tevoren kent, want de mens is vrij in zijn handelen. Maar God weet volgens Boyd wel altijd een antwoord op elke zet die de mens op het schaakbord van het wereldgebeuren zet. Hij komt op het schaakbord nooit klem te zitten. Hij kent nl alle ‘possibilities’, alle mogelijkheden, zodat Hij uiteindelijk altijd bij Zijn doel uitkomt.
Nu gebruikt Boyd een aantal Schriftplaatsen om zijn visie een Bijbelse onderbouwing te geven. We gaan ze niet bespreken maar het zijn veelal plaatsen waarin God interactief schijnt te reageren op een ontstane situatie zoals bijv. in Exodus 32:14: ‘Toen zag de HEER ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee Hij gedreigd had’.
Concluderend kunnen we zeggen dat Boyd met zijn opvattingen over de vrije wil van de mens, de mens op een veel te hoog plan zet. De mens krijgt zodoende een veel te grote vinger in de pap als het om zijn verlossing gaat. Hoe je het ook wendt of keert, God wordt hiermee veel te afhankelijk van wat de mens doet.
Als het om de verlossing van de mens gaat is het helemaal niet nodig dat God aan zou sluiten bij of zou reageren op de z.g. vrije wil van de mens. Als God de mens verlost dan begint Hij nl iets geheel nieuws in die mens. Er wordt iets geheel nieuws in die mens geschapen. Daarvan spreekt 2 Korintiërs 5: 17 heel duidelijk: ‘Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping’. Een nieuwe schepping waarvan God alles al van tevoren afweet.
[1] ‘Brieven van een Scepticus’ vierde briefwisseling, pagina 29