Sometimes it feels like Bob Dylan says: "I practice a faith that's long been abandoned, ain't no altars on this long and lonesome road"

Translate this website

Visitors to this website today: 129Total number of visitors to this website: 702606
Welcome to the website of Kees de Graaf
Kees de Graaf keesdegraaf.com
 

Het boek 'De uitnodiging' van W. Paul Young - een recensie deel 1

Een broer uit onze kerkelijke gemeente gaf me dit boek met als titel 'De Uitnodiging'' geschreven door W.Paul Young. Het leek hem wel wat voor mij. Ik heb het gelezen en nog eens gelezen. En inderdaad, dit boek heeft ook mij onmiddellijk in zijn greep gekregen. Het is vlot geschreven en leest daarom heel gemakkelijk. Dit boek, dat in Amerika in 2007 voor het eerst verscheen, heeft in het Engels de titel ‘The Shack’ (‘De Hut’) gekregen, maar in het Nederlands is gekozen voor de titel ‘De Uitnodiging’.

In de categorie fictie heeft dit boek tot begin 2010 nummer 1 gestaan op de bestseller lijst van de New York Times en er zijn wereldwijd al meer dan 7 miljoen exemplaren van verkocht. De bekende professor in de spirituele theologie Eugene Peterson heeft het volgende over dit boek gezegd: “Dit boek heeft de potentie om voor onze generatie te doen wat ‘de Christenreis naar de eeuwigheid’ van John Bunyan heeft gedaan voor zijn generatie. Zo goed is het!’. Dat is nogal wat. Als je op internet kennis neemt van de vele lezers forums in Amerika dan blijkt dat voor heel veel lezers dit boek een ‘life changing experience’ is geweest.

Laten we eerst in het kort vertellen waar het boek over gaat. Het boek bestaat uit drie delen. De hoofdrol speler is Mackenzie Allen Philips. In het boek wordt hij Mack genoemd. In het eerste deel wordt verteld dat zijn jongste dochter Missy tijdens een kampeervakantie wordt ontvoerd. In een verlaten hut in de wildernis van Oregon worden er aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat ze op brute wijze is ontvoerd en vermoord. Mack verwijt zichzelf dat hij nalatig is geweest in het beschermen van Missy en hij raakt in een diepe rouw over Missy. In het boek wordt die diepe rouw aangeduid als ‘Het Grote Verdriet’ – steeds in hoofdletters geschreven. Na vier jaar ontvangt Mack een opmerkelijk briefje met de volgende tekst:

Mackenzie. Het is alweer een tijdje geleden. Als je me wilt ontmoeten, ik ben komend weekend bij de hut’.

Is dit briefje afkomstig van de dader of van iemand anders? Misschien wel van God? Dwars tegen zijn gevoelens besluit Mack om terug te keren naar de plek des onheils. Zonder dat zijn vrouw Nan ervan af weet keert hij op een koude winterse middag terug naar de hut en gaat de confrontatie aan met zijn grootste nachtmerrie. Maar wat hij in de hut aantreft zet zijn hele leven op zijn kop. Daar begint het tweede en verreweg het grootste gedeelte van dit boek. Het briefje blijkt inderdaad van God te zijn want Mack heeft een ontmoeting met de Drieenige God. God, de Vader, verschijnt in de gedaante van een flamboyante, grote, zwarte, Afro-Amerikaanse vrouw. In het boek wordt zij steeds aangeduid als ‘Papa’.  De Heilige Geest verschijnt in de gedaante van een kleine Aziatische vrouw, aangeduid als ‘Sarayu’.  Jezus heeft de gestalte van een joodse man uit het Midden-Oosten, gekleed als bouwvakker, compleet met gereedschapsgordel en handschoenen.

Er ontstaat een gesprek met de Drieenige God dat zoals gezegd het grootste gedeelte van het boek in beslag neemt. Een gesprek dat echter zeer boeiend is en nergens langdradig of zwaar dogmatisch wordt. Er komen tussen neus en lippen heel veel onderwerpen over de grote vragen van het leven, zoals het lijden en de dood, aan de orde, met als doel om op een of andere manier een antwoord te formuleren op het Grote Verdriet van Mack.

In het laatste gedeelte van het boek krijgt Mack een ongeluk en raakt in coma. Het blijft raadselachtig of dit ongeluk nu gebeurd is vóórdat hij naar de hut is gegaan of daarná. Als het ongeluk gebeurd is voordat hij naar de hut is gegaan, dan wordt op zijn minst de suggestie gewekt dat het hier wel eens om ‘een bijna dood ervaring’ kan gaan. Als dat zo is, dan krijgt het verhaal een andere lading. Het wordt dan wel een heel persoonlijke religieuze ervaring waarbij het dan niet meer zo storend lijkt als over God op een alledaagse, haast platvloerse, manier gesproken wordt. De feiten doen er dan niet zoveel toe. Toch ben ik na he lezen van het boek er sterk van overtuigd dat de schrijver de bedoeling heeft gehad om een theologisch concept over de Drieenige God neer te zetten en hij heeft er daarbij voor gekozen om die boodschap te brengen in de vorm van een fictief verhaal. Zo wil ik in het vervolg dit boek dan ook beoordelen.

Als we het boek nu inhoudelijk gaan beoordelen, laat ik dan beginnen met het positieve van het verhaal. Aan het einde (254) geeft Mack zich geheel over aan God: ’Papa, ik vertrouw u echt’. Uiteindelijk gaat het in het geloof om vertrouwen.  Geloof en vertrouwen zijn dan ook twee synonieme woorden in de Bijbel. De mens wordt uiteindelijk door Gods liefde overweldigd en krijgt zo vertrouwen dat, wat er ook gebeurt, en al begrijpen wij het niet, alles voor ons zal meewerken ten goede. Als het over het versterken van die vertrouwensband gaat, dan staan er in dit boek heel veel mooie dingen die alleszins het overdenken waard zijn.

Het is waar, er zijn in de loop van de eeuwen, tot aan vandaag toe, heel veel kinderen van God terecht gekomen in de vermorzelende raderen van een bedreigend, manipulerend en veroordelend christendom. Althans in de raderen van wat zich ‘christendom’ noemt. Voor deze christenen kan dit boek een tegenhanger vormen. Alleen moet ik meteen nu al zeggen dat helaas ook op dit punt het kind in dit boek met het badwater is weg gegooid. Ik kom daar nog op terug.

Wat de beoordeling van het boek lastig maakt is dat er enerzijds heel veel over de eigenschappen van de Drieenige God verteld wordt, maar dat die gedachten heel vaak niet uitgewerkt worden. Er wordt veel gesuggereerd maar weinig vanuit de Bijbel bewezen. Dat heeft enerzijds te maken met het feit dat de schrijver er een goed lopend en spannend verhaal van wil maken maar anderzijds heeft het ook  te maken met de opvattingen van de schrijver over het gezag van de Bijbel. Ik ben van plan om aan dit boek meerdere weblogs te wijden en ik zal veel gaan citeren uit het boek om vandaaruit te proberen om duidelijkheid te krijgen.

In deze weblog nog twee zaken. Zoals boven als aangegeven neemt God de Vader (‘Papa’’) de gedaante aan van een grote zwarte Afro-Amerikaanse vrouw en de Heilige Geest de gedaante van een kleine Aziatische vrouw en Jezus verschijnt als een joodse timmerman. Komt een dergelijke voorstelling niet in conflict met het tweede gebod? God wil immers op geen enkele manier afgebeeld worden!. Wordt er hier niet een beeld van God naar eigen smaak en voorkeur getekend?

En tenslotte iets over de heiligheid van God. Mack discussieert op voet van gelijkheid met God. De sfeer tijdens de gesprekken met Vader, Zoon en Geest kan getypeerd worden als ‘oude jongens krentenbrood’.  Mack interrumpeert veelvuldig het spreken van God, hij veroorlooft zich in de oorspronkelijke Engelse  versie zelfs de bastaardvloek  ‘Damn!’.  Hoe gaan Vader, Zoon en de Geest in het boek met elkaar om? God –Papa- verzorgt de overvloedige maaltijden kookt allerlei heerlijke gerechten in de keuken. Sarayu, de Geest is aan het wroeten in de tuin. Jezus klust als timmerman, ligt s ’nachts samen met Mack naar de sterrenhemel te turen, en jaagt achter forellen aan in het meer, die hij maar niet gevangen kan krijgen( 200). Jezus (117) laat een kom met beslag of saus op de grond vallen en de rok van Papa en zijn voeten zitten onder de kleverige troep. Jezus pakt een teil met water en een paar handdoeken en gaat de boel schoon maken. Hij knielt neer aan de voeten van Papa en maakt behoedzaam haar voeten schoon en droogt ze af. ‘O wat voelt dat heerlijk’ roept Papa uit.

Als ik dat zo lees krijg ik er toch een beetje een vreemd gevoel bij. Het is waar, in en door Jezus Christus is God heel dichtbij gekomen en mogen wij hem vertrouwelijk als ‘Abba’, Vader, aanroepen (Romeinen 8:15). Maar tegelijkertijd leert de Bijbel ons ook een diep ontzag en eerbied voor God. Die eerbied en dat ontzag voor de heilige God ontbreekt totaal in dit boek. Als Jesaja met de heiligheid van God wordt geconfronteerd dan moet hij het uitschreeuwen: ‘Wee mij!. Ik moet zwijgen want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef temidden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de HEER van de hemelse machten gezien’ (Jesaja 6:5). Als de verhoogde Kurios aan Johannes verschijnt op Patmos, is die ervaring zo indrukwekkend dat Johannes als dood voor de voeten van Christus viel. (Openbaring 1:17).  Wij sterfelijke mensen kunnen de confrontatie met die hoog Heilige God helemaal niet verdragen.  Hoe dicht God ook bij de mensen komt in Jezus Christus, er blijft altijd een oneindig groot verschil tussen Schepper en Schepsel. In dit boek vindt je daar niets van terug. Wordt vervolgd…………

 

 


[1] ISBN 978 90 435 1550 4

 Go back
Published on: 07-04-2011 23:00:57

Click this link to respond to this article

http://www.123lezingen.nl/pdf/DE%20UITNODIGING%20van%20W_Young_130630%20pdf.pdf

Reageer

Gerard B.24-08-2013 17:18

Write your response in the box below