Sometimes it feels like Bob Dylan says: "I practice a faith that's long been abandoned, ain't no altars on this long and lonesome road"

Translate this website

Visitors to this website today: 106Total number of visitors to this website: 670616
Welcome to the website of Kees de Graaf
Kees de Graaf keesdegraaf.com
 
images6MZ4R6N5.jpg

'Een Nieuwe Aarde' een boek van Eckhart Tolle - recensie Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 7 heeft als veelbelovende titel meegekregen ‘Ontdekken wie je echt bent’. In de tweede alinea schrijft Tolle: ‘Jezelf kennen gaat veel dieper dan het aanvaarden van een verzameling ideeën of een geloof. Spirituele ideeën en opvattingen zijn op hun best nuttige wegwijzers, maar op zichzelf hebben ze zelden de kracht om de vaster verankerde kernconcepten over wie je denkt te zijn en die bij de conditionering van het menselijke verstand horen los te wrikken. Jezelf diep kennen heeft niets te maken met de ideeën die door je hoofd zweven. Jezelf kennen betekent geworteld te zijn in Zijn in plaats van verdwaald te zijn in je verstand’. In het Nederlands hebben we de bekende uitdrukking ‘Hoop doet leven’. Die ‘hoop’ heeft Bijbelse wortels. ‘Hoop’ heeft in de Bijbel niet de onzekere betekenis van ‘afwachten’ of het ook gebeurt , zo in de trant van ‘op hoop van zegen’ of ‘God zegene de greep’. Het kan goed aflopen maar ook verkeerd, en we hopen er maar het beste van. Dit alles heeft niets te maken met de Bijbelse betekenis van de ‘hoop’. ‘Hoop’ is in de bijbel juist een uitdrukking van de grootste zekerheid en een vast vertrouwen dat alles wat God belooft heeft ook daadwerkelijk zal gaan gebeuren. ‘Hoop’ is in de Bijbel zo’n sterk woord dat gelovigen zelfs worden gepersonifieerd tot ‘een levende hoop’ (1 Petr.1:3). Gelovigen strekken zich vol hoop uit naar de toekomst en zijn door die hoop er zeker van dat alles goed zal komen. Geen wonder dat het woord ‘hoop’ zijn weg heeft gevonden in de Bijbelse trits ‘Geloof, Hoop en Liefde’ (1 Kor. 13:13). Deze drie begrippen ziet de Bijbel als allesbepalend, waarbij moet worden aangetekend dat de ‘Liefde’ daarbij het belangrijkst is. Je zou daaraan kunnen toevoegen dat ‘geloof’ en ‘hoop’ de voertuigen zijn om tot die allesbepalende ‘Liefde’ – dan allereerst de liefde van God – te kunnen komen. Het is duidelijk dat Tolle in bovenvermeld citaat niets moet hebben van deze Bijbelse trits ‘geloof, hoop en liefde’. Geloof, hoop en liefde zijn immers niet alleen een zaak van het ‘Nu’ maar zijn ook gericht op de toekomst en spreken van vertrouwen in die toekomst. Van toekomstig denken moet Tolle niets hebben. Tolle degradeert dit geloof tot ‘een verzameling ideeën’ die rondspoken in een ‘verdwaald verstand’. Geloof – dat is vast vertrouwen op God – heb je volgens Tolle dan ook helemaal niet nodig. Alles wat we nodig hebben is al aanwezig in wat Tolle hier je ‘Zijn’ noemt. Tolle zegt hier: ‘Spirituele ideeën en opvattingen zijn op hun best nuttige wegwijzers’. Dat wil dus zeggen dat ook geloof en vertrouwen op God, zoals de Bijbel ons dat tekent, hooguit ‘nuttige wegwijzers’ zijn. Geloof kan volgens Tolle op zijn hoogst iets nuttigs zijn mits het maar dienstbaar is aan de weg die Tolle wijst. God, Jezus zijn hooguit wegwijzers naar het goddelijke ‘Zijn’ in de mens. Tolle komt hiermee diametraal tegenover Jezus te staan. Jezus zegt niet van zichzelf ‘Ik ben hooguit een wegwijzer’. Jezus zegt van Zichzelf: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’. Tolle kent deze goddelijke attributen aan de mens zelf toe. Ook hier komt weer duidelijk tot uitdrukking dat Tolle de mens vergoddelijkt en aan God gelijk wil maken, tegelijkertijd wordt God ontgoddelijkt en gereduceerd tot een wegwijzer.
Onder het kopje ‘Wie je denkt te zijn’ schrijft Tolle: ‘Als kleine dingen het vermogen hebben je rust te verstoren, is wie je denkt te zijn precies dat: klein. Dat wordt je onbewuste geloof. Wat zijn de kleine dingen? Uiteindelijk zijn alle dingen klein omdat alle dingen voorbijgaan’. Is het motto elders in het boek ‘Ook dit gaat voorbij’, hier heet het bij Tolle ‘kleine dingen’ die voorbij gaan. Een simpele ruzie met je echtgenoot die er vandaag is maar morgen al weer voorbij is wordt gerekend tot de ‘kleine dingen’. Misschien wel terecht. Maar een stiefvader die zijn stiefdochter jarenlang seksueel misbruikt en die daarvan een levenslang trauma overhoudt, wordt door Tolle eveneens gerekend tot de ‘kleine dingen’ of een dronken chauffeur die je kind aanrijdt waardoor het sterft hoort ook bij de ‘kleine dingen’ want zo schrijft Tolle hier: ‘Uiteindelijk zijn alle dingen klein omdat alle dingen voorbijgaan’. Voor een deel lijkt dit waar te zijn, maar toch klopt het niet. We kennen de uitdrukking: ‘de tijd heelt alle wonden’. Maar die heling gebeurt niet omdat alle dingen uiteindelijk ‘klein’ zijn en niets voorstellen, maar omdat God in zijn genade een mechanisme ingebouwd heeft in de mens, waardoor pijn, lijden en diep verdriet, enigszins dragelijk kan worden voor die mens. God geeft kracht om een diep leed te dragen en dan is het ook nog zo dat die gave om diep leed na verloop enigszins te kunnen verdragen uitgedeeld wordt aan alle mensen, aan gelovigen en aan niet gelovigen. Door het lijden van de mens ‘klein’ te noemen neemt Tolle dit lijden feitelijk niet serieus.
Verderop in deze sectie schrijft Tolle: ‘Je bent het ego niet, dus als je je bewust wordt van het ego in je, betekent dat niet dat je weet wie je bent – het betekent dat je weet wie je niet bent. Maar door te weten wie je niet bent wordt het grootste obstakel op de weg naar echte zelfkennis opgeruimd. Niemand kan je vertellen wie je bent. Dat zou gewoon weer een concept zijn, dus het zou je niet veranderen. Wie je bent heeft geen geloof nodig. In feite is elke overtuiging een hindernis. Zelfs je bewustwording is er niet voor nodig, want je bent al wie je bent. Maar zonder bewustwording schijnt wie je bent niet in de wereld. Het blijft in het ongemanifesteerde, dat natuurlijk je ware thuis is. Je bent dan net iemand die denkt dat hij arm is en niet weet dat hij honderd miljoen euro op de bank heeft staan; zo blijft zijn rijkdom een niet tot uitdrukking gebracht vermogen’. Ik denk dat er een heleboel tirannen en dictators in deze wereld geweest zijn en nog zijn ,die blij kunnen zijn met dit citaat van Tolle. Dan denken we niet alleen extreme figuren uit het verleden zoals Stalin ,Hitler, Pol Pot of Mao, maar ook aan ogenschijnlijk keurige burgers die vandaag bij je in de straat wonen, keurige burgers die heimelijk hun vrouw slaan en mishandelen of die stiekem verslaafd zijn aan drank, drugs of porno, ze kunnen allemaal opgelucht adem halen want wat hun ego ook uithaalt, ze zijn het niet zelf die het doen. Je wrijft je ogen dan ook uit als Tolle stelt: ‘Je bent je ego niet’. Hoezo ‘je bent je ego niet’? Ben je dan niet verantwoordelijk voor je eigen slechte daden? Tolle zegt: ‘Wie je bent heeft geen geloof nodig. In feite is elke overtuiging een hindernis’. We geloven daar niets van. De Bijbel staat op dit punt diametraal tegenover het standpunt van Tolle. Alleen als Heilige Geest in het hart van de mens gaat wonen, leert de mens zichzelf kennen. Wanneer de Heilige Geest in het hart van de mens komt, confronteert de Geest ons kwade ego met de goede wet van God (Rom. 3:20). De Heilige Geest gaat de strijd aan met het ego en gaat het ego vernieuwen, maar de Heilige Geest gaat het ego niet negeren zoals Tolle doet. De Geest zegt het tegenovergestelde van wat Tolle zegt. Tolle zegt: ‘Je bent het ego niet’. De Geest zegt: ‘Je bent het ego wèl! En dat ego van jou is slecht, maar ik ga het vernieuwen, ik ga een ander mens van je maken’. Die vernieuwing door de Geest is een levenslang leerproces. Dit veranderingsproces, dat wat genoemd wordt het ‘aantrekken van de nieuwe mens’ wordt prachtig omschreven in Kol. 3: 5- (BGT) waar we lezen: ‘Laat je niet langer leiden door slechte verlangens. Verlang er niet naar om vreemd te gaan. Verlang niet naar verboden seks, of naar ander verkeerd gedrag op seksueel gebied. Verlang ook niet naar veel geld, want geld is een afgod. Mensen die toegeven aan zulke verlangens, zijn ongehoorzaam aan God. Hij zal hen daarvoor straffen. Toen jullie nog als ongelovigen leefden, deden jullie al die slechte dingen ook. Maar nu moeten jullie daar helemaal mee stoppen. Weg met je woede, je kwaadheid en je slechte gedachten over een ander! Beledig elkaar niet langer, scheld elkaar niet uit, en stop met liegen. Want jullie zijn niet meer zoals vroeger. Jullie zijn nu nieuwe mensen. God geeft jullie inzicht om hem steeds beter te leren kennen. En zo gaan jullie steeds meer lijken op God, die jullie gemaakt heeft’. Jullie zijn nu nieuwe mensen’.
Onder het kopje ‘Overvloed’ schrijft Tolle: ‘Probeer eens een paar weken het volgende en kijk dan hoe je werkelijkheid erdoor verandert: geef de mensen wat je denkt dat ze jou onthouden – lof, waardering, steun, liefde, zorg enzovoort. Je hebt het niet? Doe dan gewoon alsof je het hebt en dan komt het. Dan, niet lang nadat je begint te geven, begint het ontvangen. Je kunt niet ontvangen wat je niet geeft. De uitstroom bepaalt de instroom. Wat je denkt dat de wereld jou onthoudt heb je al, maar als je het niet uit laat stromen, weet je niet eens dat je het hebt. Overvloed is een van die dingen. De wet dat de uitstroom de instroom bepaalt is al door Jezus verwoord in dit krachtige beeld: ‘Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven.’1 (Lucas 6:38) De bron van alle overvloed bevindt zich niet buiten je. Hij is een deel van wie je bent’. Ook in dit citaat zet Tolle de boel behoorlijk op zijn kop. Om te beginnen is het onwaarachtig om te zeggen zoals Tolle hier doet: ‘Je hebt het niet? Doe dan gewoon alsof je het hebt en dan komt het’. Het doet ons denken aan allerlei trainingen zoals bijv. sensitivity of mindfulness trainingen. In die trainingen wordt je bepaald gedrag aangeleerd. Maar het aangepaste gedrag komt niet van binnen uit. Zulk aangepast gedrag beklijft dan ook niet. Na verloop van tijd verwatert het en val je weer terug in je oude gedragsmodus. Daarmee is echter niet gezegd dat zulke trainingen geen enkele waarde zouden hebben. Wil je echter bepaald gedrag fundamenteel veranderen, dan moet die gedragsverandering vanuit je hart komen Je moet tot de overtuiging komen dat je ‘oude’ gedrag fout was en gaan verlangen naar ‘nieuw’ gedrag. Gedrag kan pas ten goede veranderd worden, niet omdat het moet, maar omdat je het gaarne wilt veranderen. Pas als het goede je tweede natuur wordt, gaat er wat veranderen. Als je dan eer lijk bent, dan kom je tot de conclusie dat je niet op eigen kracht je gedrag blijvend ten goede kunt veranderen. Je hebt een kracht van buitenaf nodig die je daarbij helpt. Die kracht is God. De stelling van Tolle: ‘Je hebt het niet? Doe dan gewoon alsof je het hebt en dan komt het’ is gewoon hypocriet en zal dan ook op termijn niet gaan werken. Vervolgens haalt Tolle een uitspraak van Jezus erbij wanneer hij schrijft: ‘De wet dat de uitstroom de instroom bepaalt is al door Jezus verwoord in dit krachtige beeld: ‘Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven’. Wat Tolle dan vervolgens schrijft is geen uitspraak van Jezus maar is de interpretatie van Tolle zelf: ‘De bron van alle overvloed bevindt zich niet buiten je. Hij is een deel van wie je bent’. Tolle maakt hier echter een fundamentele vergissing. De ‘bron van alle overvloed’ is geen bron die de mens in zichzelf voorradig heeft en waaruit hij naar eigen believen kan putten en vervolgens aan anderen te drinken kan geven. ‘De bron van alle overvloed’ is Jezus zelf. De mens moet eerst leren om uit die bron Jezus te putten, pas dan kan hij uit die overvloed aan anderen te drinken geven. Daar is geloof in Jezus voor nodig. Dat zegt Jezus op vele plaatsen in de Bijbel. Bijv. in Joh. 7: 37,38 waar Jezus over Zichzelf zegt: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! ‘Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft’ zo zegt de Schrift’. We zien dit fenomeen vaak bij Tolle. Tolle rukt de woorden van Jezus uit het grote verband waarin ze functioneren. Door Jezus veelvuldig te citeren lijkt het alsof Tolle Jezus aan zijn zijde heeft, maar dat is niet zo. Want de realisatie van al zulk soort uitspraken van Jezus hebben -vaak impliciet – als voorwaarde dat je in jezus gelooft en alles alleen van Hem verwacht. Doe je dat niet en geloof je niet in Hem maar alleen in de kracht waarvan je denkt dat je die zelf bezit, dan kom je diametraal tegenover Jezus te staan. Zulk soort zelfhandhaving als Tolle hier propageert tast de positie van Jezus als Redder van de wereld fundamenteel aan. Het lijkt ons goed dit telkens in gedachte te houden zodat je ook wat te kiezen hebt. Dit gaat ook op als Tolle even later Jezus weer citeert: ‘Overvloed valt alleen mensen toe die haar al hebben. Dat klinkt bijna oneerlijk, maar dat is het natuurlijk niet. Het is een universele wet. Jezus verwoordde het zo: ‘Want wie heeft, hem zal gegeven worden; en wie niet heeft, ook wat hij heeft zal hem ontnomen worden’. Ook hier is het ‘wie heeft’ niet iemand die het in zichzelf ‘heeft’ maar iemand die dit van Jezus zelf ontvangen heeft. De betekenis van deze uitspraak van Jezus is als volgt. Geef jezelf over aan Jezus en verwacht alles van Hem. Je zult dan ontdekken dat je steeds meer en meer van Hem zult ontvangen. Maar als je weigert dit van Hem te ontvangen, dan zal alles waarop je vanuit jezelf dacht te kunnen steunen, je uiteindelijk ontvallen. Anders gezegd: in Hem is het echte leven maar buiten Hem is er geen hoop en geen toekomst. Dat is toch echt een heel andere boodschap dan die van Tolle.
Onder het kopje: ‘Jezelf kennen en dingen over jezelf weten’ schrijft Tolle: ‘Misschien wil je jezelf niet kennen omdat je bang bent voor wat je dan zult ontdekken. Veel mensen zijn in het geheim bang dat ze slecht zijn. Maar niets wat je over jezelf kunt ontdekken is wie je bent. Niets wat je over jezelf weet is wie je bent’. Voorts vertelt Tolle over het 5000 pagina’s tellende psychoanalytische rapport dat over jou gaat, over de inhoud van je leven en concludeert dan: ‘Jij bent dat niet. Het is inhoud, geen essentie. Het ego voorbijgaan betekent dat je uit de inhoud stapt. Jezelf kennen is jezelf zijn, en jezelf zijn houdt in dat je ophoudt met je met inhoud te identificeren’. De absurditeit van deze stelling van Tolle willen we illustreren aan de hand van een voorbeeld. Als een voetbal coach tegen zijn spelers zou zeggen: ‘Die foute passes, dat gebrek aan conditie, die verkeerde wedstrijd mentaliteit, dat is alleen maar inhoud, maak je niet druk om die inhoud, want zo zijn jullie helemaal niet. Vergeet die inhoud en wees gewoon jezelf’. Iedereen zal begrijpen dat er van zo’n team niets terecht zal komen en dat ze het kampioenschap kunnen vergeten. Want het gaat in de sport- trouwens ook in het leven van elke dag - wel degelijk om te inhoud. Zonder voortdurende training van alle facetten die met de inhoud van het voetbalspel te maken hebben, zal er geen vooruitgang geboekt worden. Wil je verbeteren dan dien je voortdurend de confrontatie aan te gaan met de werkelijkheid. Wanneer Tolle dan ook zegt: ‘‘Misschien wil je jezelf niet kennen omdat je bang bent voor wat je dan zult ontdekken. Veel mensen zijn in het geheim bang dat ze slecht zijn. Maar niets wat je over jezelf kunt ontdekken is wie je bent. Niets wat je over jezelf weet is wie je bent’ dan geloven we daar niets van. Wij zouden juist willen wensen dat steeds meer mensen zouden ontdekken hoe ze er in werkelijkheid voor staan. Het klinkt wellicht raar maar toch geloven we dat hoe meer oog een mens heeft voor zijn zonden, fouten en gebreken, des te beter hij ervoor staat. Tolle wil het ‘Bewust’ zijn gebruiken om je echte Zijn, je goddelijke natuur te ontdekken. Hij wil het ‘Bewust’ zijn gebruiken om het goede in jezelf te ontdekken en de kwade ‘inhoud’ van het ego simpelweg te negeren of zelfs te verdringen. Wij propageren het tegengestelde. Pas als de mens die zich ‘bewust’ wordt van het kwade in zichzelf, kan die mens kan redding en heling ontvangen. We moeten erbij zeggen: het ‘bewust’ zijn waar wij het over hebben is -in tegenstelling tot Tolle - niet een eigenschap die de mens in zichzelf heeft. Dit soort van ‘bewustzijn’ kan alleen de Heilige Geest je geven Dat ‘bewustzijn’ geeft de Heilige Geest wanneer Hij in je hart komt wonen. In eerste instantie lijk je daarmee ten opzichte van de opvattingen van Tolle op een achterstand te staan. Tolle aait je over de bol en pakt het kwaad in jezelf niet aan. Dat voelt goed aan. Uiteindelijk eindigt het in een deceptie. Maar wat de Heilige Geest in je doet, voelt in eerste instantie niet goed aan. Want wie wordt er nu gaarne geconfronteerd met alle zondige en boze begeerten die in ons schuil gaan, wie wordt er nu gaarne geconfronteerd met zonden en fouten uit je verleden? Toch is dit nu juist wat ieder mens nodig heeft. Net zoals de prof voetballer precies moet weten waar zijn zwakheden zitten, zodat eraan gewerkt kan worden. Het is waar, het evangelie voelt in eerste instantie niet goed aan. Het is de reden waarom veel mensen er niet aan (willen) beginnen. Maar toch is het slechts schijn. Het evangelie is geen ‘feel good’ marketingproduct. Dat is de boodschap van Tolle uiteindelijk wel. Het evangelie zegt daarentegen in Hebr. 12: 11 (BGT) : ‘Niemand vindt het leuk om straf te krijgen. Op het moment dat het gebeurt, brengt het verdriet. Maar als je leert van je straf, heb je daar veel voordeel van. Dan zul je later in vrede leven, en goed zijn voor anderen’. Voor het woord dat de BGT hier vertaalt met ‘straf’ staat in het oorspronkelijk ‘tuchtiging’, je kunt ook zeggen ‘oefening’ of ‘beproeving’. Uiteindelijk levert de weg die het evangelie van Jezus ons wijst echte diepe vrede en gerechtigheid op. Maar het is een heel andere weg dan Tolle ons wil laten geloven.
Onder het kopje ‘Chaos en hogere orde’ gevolgd door ‘Goed en Kwaad’ hamert Tolle op een aambeeld waar hij al eerder op gehamerd heeft. Tolle komt ook hier weer uit op de gedachte dat er geen absolute tegenstelling tussen ‘goed’ en ‘kwaad’ is en dat er dus ook geen tegenstelling tussen wat Tolle noemt ‘chaos’ en ‘hogere orde’ is. Tolle schrijft: ‘Als je jezelf alleen kent door inhoud, denk je ook dat je weet wat goed of slecht voor je is. Je maakt onderscheid tussen gebeurtenissen die ‘goed voor me zijn’ en slechte. Dat is een versplinterde kijk op de heelheid van het leven, waarin alles met elkaar samenhangt en waarin elke gebeurtenis haar noodzakelijke plaats en functie in het geheel heeft. Het geheel is echter meer dan de uiterlijke schijn der dingen, meer dan de som der delen, meer dan alles wat je leven of de wereld bevat. Achter de soms schijnbaar toevallige of zelfs chaotische opeenvolging van gebeurtenissen in ons leven en in de wereld gaat de ontplooiing van een hogere orde en doel schuil. Dat wordt schitterend verwoord in de uitspraak uit zen: ‘De sneeuw valt, elke vlok komt op zijn eigen plek neer.’ Wij kunnen die hogere orde nooit begrijpen door erover na te denken, omdat wat we er ook over denken inhoud is, terwijl de hogere orde voortkomt uit de vormloze wereld van bewustzijn, uit de universele intelligentie’. Tolle gelooft in een hogere orde en in een doel van alle dingen. Vanuit Bijbels oogpunt geloven ook wij in de samenhang van alle dingen. Jezus zegt in Mat 10: 30 : ‘Bij jullie zijn zelfs alle haren op je hoofd geteld’. Alles heeft een plaats en een functie in dit leven, ook al begrijpen we lang niet altijd waar alles toe dient. Tegelijkertijd geloven we ook dat alles wat we meemaken uiteindelijk ons ten goede komt. Dat zegt Paulus ook in Rom. 8:28: ‘En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede’. Alles draagt bij aan het goede voor wie Jezus volgen, zowel de goede dingen die we ontvangen als de slechte dingen die we krijgen te verduren. Maar Jezus heeft alles in Zijn hand, Hij zorgt er tegelijk voor dat we niet boven onze kracht beproefd worden ( 1 Kor. 10:13). Maar ook al weten we dat het kwade in ons leven een functie heeft en meewerkt ten goede, kwaad blijft daarom nog wel kwaad. En omdat ‘kwaad’ ‘kwaad’ is moeten we er wel tegen blijven strijden. Die strijd kent Tolle helemaal niet en dat breekt hem op. Tolle komt ten aanzien van het kwaad niet verder dan wat hij in Hoofdstuk 8 noemt ‘Ook dit gaat voorbij’. Verder op in dit hoofdstuk onder de titel ‘Is dat zo?’ reageert de zenmeester Hakuin op elke situatie die hem overkomt – zowel op goede als kwade dingen – met de opmerking ‘Is dat zo?’. Het kwaad wordt met dergelijke opmerkingen door Tolle niet serieus genomen en van het goede dat de mens krijgt toebedeeld, wordt eigenlijk niet genoten. Vanuit zijn visie moet Tolle dat ook wel, want Tolle wil door deze scherp relativerende opmerkingen de mens apathisch maken voor de beide extremen: zowel het goede als het kwade. Het doel van deze apathie is om in de mens ruimte te maken om alleen maar met zichzelf bezig te zijn en niet met het leed dat hem wordt aangedaan en het leed dat hij anderen aandoet. In feite propageert Tolle een puur egoïstische levensinstelling. Het draait bij Tolle alleen maar om het diepere ‘Zijn’ en daarmee sluit hij de mens voor alles en iedereen af.
De denkwijze van Tolle is doordrenkt met door de oosterse religies geïnspireerde gedachte dat er geen absolute tegenstelling bestaat tussen goed en kwaad en tussen heilig en onheilig. In deze visie hebben het goede en het kwade, licht en donker, elkaar nodig om een verborgen harmonie tot stand te brengen. Dat blijkt wanneer Tolle schrijft: ‘Als we een bos betreden waar nog nooit een mens wat mee gedaan heeft, ziet ons denkende verstand alleen maar wanorde en chaos om zich heen. Het kan zelfs geen onderscheid meer maken tussen leven (goed) en dood (slecht), omdat overal nieuw leven uit rottend en verterend materiaal groeit. Alleen als we vanbinnen stil genoeg zijn en het rumoer van het denken tot rust komt, kunnen we gaan zien dat er een verborgen harmonie is, iets heiligs, een hogere orde waarin alles op zijn plaats is en niet anders zou kunnen zijn dan het is. Het verstand voelt zich meer op zijn gemak in een landschapspark omdat dat door het denken gepland is; het is niet organisch gegroeid. Daar is een orde te zien die het verstand kan begrijpen. In het bos is het een onbegrijpelijke orde die er voor het verstand als een chaos uitziet. Het is een orde die boven de mentale categorieën van goed en slecht staat. Je kunt die niet door denken begrijpen, maar je kunt haar voelen als je stopt met denken, stil en alert wordt en niet probeert haar te begrijpen of te verklaren. Alleen dan kun je je bewust worden van de heiligheid van het bos. Zodra je die verborgen harmonie, die heiligheid bespeurt, besef je dat je er niet los van staat en als je dat beseft, word je een bewuste deelnemer. Op die manier kan de natuur je helpen weer afgestemd te raken op de heelheid van het leven’. Wat Tolle hier doet is in feite niets anders dan dat hij de wet van de jungle heilig verklaard. De wet van de jungle is niets anders dan een variant op het idee van de ‘survival of the fittest’ van Darwin. In de jungle, in het bos, komt het neer op eten of zelf gegeten worden. Daar moet je volgens Tolle niet over gaan nadenken of gaan proberen een verklaring te vinden. Je moet volgens Tolle accepteren dat goed en kwaad, leven en dood, bij elkaar horen en leiden tot wat Tolle noemt een ‘verborgen harmonie’. Wij geloven daar niets van. We geloven niet in de ‘heiligheid’ van de jungle waarin alleen de sterksten overleven, alleen omdat daar een verborgen harmonie achter zou zitten. Dood en verderf hebben nooit tot de oorspronkelijk goede schepping van God behoord. Dood en verderf zijn in de schepping gekomen toen de mens tegen God in opstand kwam en vervolgens de hele goede schepping met zich mee het verderf in stortte. Tolle kan onder het kopje ‘Goed en kwaad’ dan wel schrijven: ‘De diepere verbondenheid van alle dingen en gebeurtenissen met elkaar veronderstelt dat de mentale etiketten ‘goed’ en ‘slecht’ uiteindelijk een illusie zijn. Ze veronderstellen altijd een beperkt perspectief en zijn dus alleen relatief en tijdelijk waar’. Tolle wijst het menselijk denken aan als de oorzaak van deze illusie, want schreef hij even tevoren: ‘Het denken isoleert een situatie of gebeurtenis en noemt die dan goed of slecht, alsof die op zichzelf staat. Door te veel op het denken te vertrouwen raakt de werkelijkheid versplinterd. Die versplintering is een illusie, maar lijkt heel echt zolang je erin gevangen bent’. Stel u voor dat als ik een 84 jarige invalide vrouwtje beroof en bruut vermoord en een rechter noemt deze daad ‘slecht’, dan ‘isoleert’ deze rechter volgens Tolle deze gebeurtenis uit het geheel van (mijn) leven en vervolgens plakt deze rechter daar dan het etiket ‘slecht’ op. Die rechter oordeelt volgens Tolle dan vanuit een ‘beperkt perspectief’ en is zijn oordeel slechts ‘relatief en tijdelijk waar’. Wat een onzin zijn deze opvattingen van Tolle, denk ik dan. Moord als ‘slecht’’ beoordelen is niet ‘tijdelijk waar’ en daarom slechts ‘relatief’ slecht . Moord is gewoon een kwade daad en is daarom slecht. Aan dat kwaad is niets relatiefs, moord slecht noemen is geen ‘illusie’ maar het is een absoluut kwaad, ongeacht wat ik of anderen er van vinden. We begrijpen echter wel waarom Tolle dit zo formuleert. Als je het kwaad dat in jezelf huist slechts ‘relatief’ en ‘tijdelijk’’ kwaad noemt dan verdoezel je de ernst ervan. Je gaat de confrontatie met het kwaad in jezelf niet aan, want zo erg is het allemaal niet volgens Tolle. Met die ambivalente houding ten opzichte van het kwaad in jezelf, kweek je ruimte om tot je eigen goddelijke, goede ‘Zijn’ door te dringen. Daar wil Tolle uitkomen. Het gevolg van deze opvatting van Tolle is, dat de strijd tegen het kwaad in jezelf en anderen wordt gestaakt. Daar wordt de wereld niet beter van en jijzelf uiteindelijk ook niet. Dat wordt nader geïllustreerd door het verhaal dat Tolle laat volgen: ‘Het verhaal over een wijze man die in de loterij een dure auto won. Zijn familie en vrienden waren daar erg blij om en kwamen het vieren. ‘Het is geweldig!’ zeiden ze. ‘Wat bof jij toch.’ De wijze man glimlachte en zei: ‘Misschien.’ Een paar weken lang had hij plezier van het autorijden. Toen reed een dronken automobilist op een kruispunt op zijn nieuwe auto in en hij belandde met verschillende verwondingen in het ziekenhuis. Zijn familie en vrienden kwamen hem daar opzoeken en zeiden: ‘Dat was echt pech hebben.’ Weer glimlachte de wijze man en hij zei: ‘Misschien.’ Hij lag nog steeds in het ziekenhuis toen zijn huis door een aardverschuiving in zee stortte. Weer kwamen zijn vrienden de volgende dag bij hem en ze zeiden: ‘Heb jij even geluk dat je in het ziekenhuis ligt.’ En weer zei hij: ‘Misschien‘. Toch klopt dit verhaal moreel gesproken niet. Want een echt ‘wijs’ man zijn en dan toch deelnemen aan een loterij met als wens een dure auto te winnen, past niet bij echte wijsheid. De ‘winst’ van de man, de dure auto, gaat ten koste van het ‘verlies’ van alle andere deelnemers. Dat is moreel niet echt ‘wijs’’ te noemen, maar riekt eerder naar hebzucht. Hebzucht zou je de moeder van alle loterijen kunnen noemen. Toen de man in het ziekenhuis belandde had hij zijn familie en vrienden niet moeten antwoorden met ‘Misschien’ maar had hij moeten zeggen: ‘Ik heb van dit ongeluk een belangrijke les geleerd. Hebzucht brengt niets goeds voort. Doordat me dit is overkomen heb ik geleerd niets méér te begeren dan mij geschonken wordt’. Zijn reactie nadat zijn huis door een aardbeving in zee was gestort had niet moeten zijn ‘Misschien’ maar hij had moeten zeggen: ‘Gelukkig dat God mijn leven heeft gespaard en mij voor erger behoed heeft, ik krijg nu een nieuwe kans om mijn leven te veranderen’. Als de man zo had gereageerd dan zou hij een wijs antwoord hebben gegeven. Zijn reactie ‘Misschien’ relativeert en legaliseert zowel het goede als het kwade en daar kan uiteindelijk niets goeds uit voort komen.
Het kan dan wel stoer klinken wanneer Tolle vervolgens concludeert: ‘Het ‘misschien’ van de wijze man wijst op een weigering om een oordeel te verbinden aan wat er ook gebeurt. In plaats van een oordeel te verbinden aan wat is, aanvaardt hij het en stemt zich zo bewust af op de hogere orde. Hij weet dat het voor het verstand vaak onmogelijk is om te begrijpen wat de plaats of het doel van een schijnbaar toevallige gebeurtenis in het weefsel van het geheel is. Maar er zijn geen toevallige gebeurtenissen en ook zijn er geen gebeurtenissen of dingen die alleen door en voor zichzelf bestaan, los van het geheel’. Deze weigering van de man om een ‘oordeel te verbinden aan wat er ook gebeurt’ klinkt dan wel heel stoer, toch is het een dooddoener. Deelnemen aan die loterij is niet iets dat ‘gebeurt’ of dat je overkomt maar is een bewuste keuze van de man zelf. Met zijn bewuste deelname aan de loterij brengt de man een cyclus van gebeurtenissen op gang waarvoor de man zelf verantwoordelijk voor is. Die deelname aan de loterij is geen ‘toevallige gebeurtenis’ waarvan het onmogelijk is om ‘de plaats en het doel in het weefsel van het geheel te bepalen’. Nu lijkt het alsof Tolle – en de genoemde man – zich verschuilen achter een soort van voorzienigheid. Dat blijkt wanneer Tolle schrijft: ‘Maar er zijn geen toevallige gebeurtenissen en ook zijn er geen gebeurtenissen of dingen die alleen door en voor zichzelf bestaan, los van het geheel’. Als je dit citaat zo leest, zou je haast gaan denken dat ook Tolle gelooft in de voorzienigheid van God. Maar daarmee zeg je veel te veel. Het zij maar weer eens ten overvloede gezegd: Tolle gelooft niet in een persoonlijk God die alle dingen in Zijn voorzienigheid bestuurt en regeert (HC Zondag 10). Bij Tolle is dat begrip voorzienigheid heel vaag en heet dat begrip een ‘hogere’ orde’, elders noemt hij dat begrip een ‘impuls van het heelal’. In tegenstelling tot Tolle geloven wij zowel in de voorzienigheid van God als in de menselijke verantwoordelijkheid voor zijn eigen daden. Bijbels gesproken is de opmerking van Tolle: ‘Maar er zijn geen toevallige gebeurtenissen en ook zijn er geen gebeurtenissen of dingen die alleen door en voor zichzelf bestaan, los van het geheel’ juist. Ook wij geloven dat niets geschied bij toeval, maar dat alles wat ons op aarde overkomt, voortkomt uit Gods vaderhand. Maar dat is slechts één kant van de medaille. De andere kant van de medaille is dat de mens óók zijn eigen verantwoordelijkheid behoudt. Die twee zijden van de medaille horen onlosmakelijk bij elkaar. De ene zijde is dus Gods voorzienigheid en de andere zijde de menselijke verantwoordelijkheid. Hoe de beide zijden van dezelfde medaille zich tot elkaar verhouden is voor ons beperkt menselijk verstand (nog) niet te doorgronden. Maar dat laat onverlet dat beide zijden van deze medaille beiden even waar zijn. Tolle schakelt de ene zijde van de medaille met daarop de menselijke verantwoordelijkheid, geheel uit. Daarmee is de gehele medaille waardeloos en tot een leugen geworden. Wat wil Tolle dan bereiken door de uitschakeling van de menselijke verantwoordelijkheid? Het antwoord is al vaker gegeven en is heel simpel. Tolle wil je vooral een goed gevoel geven. Als je voortdurend geconfronteerd wordt met je verleden waarin van alles is mis gegaan, dan geeft dat geen prettig gevoel. Als je voortdurend bezig moet zijn met een onzekere en soms dreigende toekomst, dan geeft je dat evenmin een goed gevoel. Van het geloof in een persoonlijk God dat uitzicht geeft op een prachtige toekomst zegt Tolle: het is een illusoir systeem dat het verstand je aanpraat. De remedie die Tolle aanreikt is deze: schakel zowel het verleden als de toekomst (inclusief het geloof en vertrouwen dat God alles zal herstellen) uit en concentreer je op het NU. Dan hoef je nergens meer mee de confrontatie aan te gaan en kan je jezelf concentreren op je goddelijke kern: het Zijn. Dat alles moet je een goed gevoel geven. We zijn er vast van overtuigd dat je met deze ideologie van Tolle uiteindelijk bedrogen zult uitkomen.
Wat nu volgt bij Tolle is nog meer van dezelfde gedachte als hierboven. Onder het kopje ‘Je niet storen aan wat er gebeurt’ voert Tolle J. Krishnamurti, de grote filosoof en geestelijk leraar uit India, ten tonele die ten langen leste zijn grote levensgeheim aan zijn publiek openbaart. Dat geheim is: ‘Ik stoor me niet aan wat er gebeurt’. Het spijt mij voor zijn publiek dat al een leven lang verlangend had uitgezien naar de openbaring van dit ‘geheim’. Maar dit ‘geheim’ van Krishnamurti is niet bepaald wereldschokkend te noemen en zal dan ook niets aan de toestand van deze wereld veranderen. In feite is deze uitspraak niets meer dan een dooddoener, ook al noemt Tolle de implicaties van deze uitspraak ‘buitengewoon groot’. Wat zijn deze implicaties dan? Tolle formuleert dat zo: ‘Afgestemd zijn op wat is betekent een attitude hebben van je innerlijk niet verzetten tegen wat er gebeurt. Het betekent dat je er geen mentaal etiket ‘goed’ of ‘slecht’ op plakt, maar het er gewoon laat zijn’. Alle mooie dingen, maar ook alle shit in deze wereld, alle moord, alle geweld, alle oorlog en verkrachting, Krishnamurti en in zijn voetspoor Tolle, trekken zich er niets van aan en plakken op dingen zoals moord en verkrachting maar ook op jaloezie, boosheid en kwaadheid niet het etiket ‘slecht’ met als gevolg dat ze het kwaad laten gedijen. In het vervolg lijkt het zo alsof Tolle zich ervan bewust is dat er hier iets niet klopt. Dat blijkt als Tolle concludeert: ‘Betekent dit dat je niet in actie moet komen om dingen in je leven te veranderen? Integendeel. Als de basis voor je daden innerlijke afstemming is op het huidige moment, krijgen je daden kracht van de intelligentie van het Leven zelf’. Op zich klinkt dit mooi. Maar wat opvalt is dat Tolle niet concreet invult wat er dan gaat veranderen. We dagen Tolle uit dit wel te doen. Gaat Tolle nu vanuit ‘wat is’ de strijd aan in deze wereld tegen bijv. kinderporno, kinderarbeid, honger, oorlog en verkrachting? Dat gebeurt niet. Waarom zou hij? Wat er gebeurt is toch vanuit zijn filosofie niet slecht te noemen? Als je dat wel doet, dan is dat slechts een etiket ergens op plakken. Bovendien Tolle heeft toch zojuist de filosofie van Krishnamurti ondersteund: ‘Je niet storen aan wat er gebeurt’. Is de afgod van Tolle die ‘Nu’ of ‘Wat is’ in staat om iets te veranderen in deze wereld? We denken van niet want het is juist diezelfde afgod die je oproept om dat juist niet te doen en die je oproept ‘Je niet te storen aan wat er gebeurt’. Als we ons wel zouden storen aan wat er gebeurt, dan zouden we juist in actie komen. De vraag die nu nog rest is, wat de Bijbel over dit onderwerp te zeggen heeft. Roept de Bijbel ons ook niet op tot een bepaalde vorm terughoudendheid als het gaat om de grote problemen van deze wereld zoals honger, oorlog en geweld?. Inderdaad, enerzijds maak de Bijbel ons duidelijk dat we de grote problemen van deze wereld tot aan de jongste dag nooit te boven zullen komen (Prediker 3; cf Marcus 14:7). Tegelijkertijd mogen we te midden van alle ellende die we om ons heen en in onszelf zien,genieten van de goede dingen die God ons geeft (Prediker 3: 22). We kunnen de ellende van heel de wereld niet op onze nek nemen. Dat hoeven we ook niet. Anderzijds roept de Bijbel ons op om, in zoverre we daar de mogelijkheden toe hebben, recht en gerechtigheid in deze wereld na te jagen en trouw te zijn (Micha 6:8). De Bijbel roept ons op om actief op te komen voor de zwakken in de samenleving en hun nood te verlichten (Jac. 1:27). Dat is toch wel een heel andere houding dan de apathische houding: ‘Je niet storen aan wat er gebeurt’.
Wat nu volgt is het ‘Is dat zo? Een uitspraak van de Japanse zenmeester Hakuin. Eigenlijk is het ‘Is dat zo?’ van Hakuin een variant op het ‘Je niet storen aan wat er gebeurt’ van Krishnamurti. We geloven er niets van dat, indien ons onrecht wordt aangedaan, dat het dan gewenst of zelfs verstandig zou zijn om met ‘Is dat zo?’ te antwoorden. De opmerking ‘Is dat zo?’ kan dan wel stoer en moedig lijken, in feite wordt met die opmerking ‘Is dat zo?’ de diepte van het kwaad dat wordt aangedaan, ontkend en gebagatelliseerd. De vraag is dan wel: Wat vraagt Jezus van ons in situaties waarin we onrecht hebben te verduren of ten onrechte beschuldigd worden?. Het antwoord vinden we in Lucas 6: 27-29 waar Jezus zegt: ‘Tot jullie die naar mij luisteren zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen. Als iemand je op de wang slaat, bied hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed afneemt, ook je onderkleed niet’. De houding die Jezus ons wil aanleren is dat we altijd het goede blijven zoeken voor onze naaste, ook al wordt ons onrecht aangedaan. Paulus verwoordt dat in Rom. 12:21 zo: ‘Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede’. De weg die ons hier door de Bijbel wordt gewezen is fundamenteel toch een andere weg dan die Tolle hier propageert. De reactie op het kwaad: ‘Is dat zo?’ is apathisch maar het goede tegenover het kwade stellen is een actieve bestrijding van het kwaad. We moeten er wel bij zeggen dat niemand in staat is om vanuit eigen kracht het kwade door het goede te overwinnen. Het kwade door het goede overwinnen is een genadegave van God die Hij door de Heilige Geest aan je wil geven, als je daarom vraagt.
Tolle schrijft: ‘De meester antwoordt op exact dezelfde manier op onwaarheid en waarheid, op slecht nieuws en goed nieuws: ‘Is dat zo?’ De onverschillige houding ten aanzien van zowel het kwade als het goede, van zowel waarheid als de leugen, wordt daarmee in takt gehouden. Dat kan nooit goede vruchten opleveren. Dat blijkt wanneer Tolle vervolgens concludeert: ‘De baby werd liefdevol verzorgd. Kwaad verandert in goed door de kracht van het je niet verzetten’. Jezus verzette zich niet toen Hij werd gevangen genomen, veroordeeld en gekruisigd (Jesaja 53:7). Als een gewillig Lam werd Hij naar de slachtbank geleid en verzette zich niet. Jezus nam vrijwillig onze zonden op zich en stierf in onze plaats. Dat was een eenmalig offer. Maar dat houdt niet in dat Jezus een onverschillige houding aannam ten aanzien van goed en kwaad. Het tegendeel is het geval. Jezus zegt in Mat. 12: 36: ‘Van elk nutteloos woord dat de mensen spreken, zullen ze op de dag van het oordeel rekenschap moeten afleggen’. Maar de algemene stelling van Tolle: ‘Kwaad verandert in goed door de kracht van het je niet verzetten’ is o.i. een verbijsterende conclusie. Gelooft Tolle dit nu werkelijk?. Denkt Tolle nu werkelijk dat het kwaad in deze wereld verandert in het goede, alleen omdat je je niet verzet? Tolle onderschat de ernst van het kwaad in deze wereld en dat het kwade in een dodelijke en niet aflatende strijd verwikkelt is met het goede (Efeziërs 6:12-17). De machten van het licht zijn in constante oorlog met de machten van de duisternis. Laten we deze stelling ‘Kwaad verandert in goed door de kracht van het je niet verzetten’ nu eens eerst op macro niveau toepassen. Hitler heeft 6 miljoen Joden vermoord en door zijn agressieve oorlogen miljoenen de dood in gejaagd. Gelooft Tolle nu echt dat je, door je niet tegen Hitler te verzetten, deze kwade praktijken had kunnen veranderen in iets goeds? De waarheid is dat als in zijn agressie niet gestuit zou zijn, het dan nog veel erger had geworden. Hitler zou, als hij geen tegenstand had ondervonden, heel de wereld in zijn macht hebben gekregen. De wereld zou veranderd zijn in één grote hel. Maar God heeft het verhoed. Gelukkig maar. Concluderend kunnen we vanuit de Bijbel over het kwaad en het onrecht dat je wordt aangedaan twee dingen zeggen. Enerzijds, als het gaat over persoonlijk onrecht, dan hebben we dat te verdragen en blijven we actief het goede zoeken voor onze naaste. Tegenover kwaad zetten we goed. We nemen geen wraak als ons persoonlijk onrecht wordt aangedaan (Rom. 12: 17-21) maar laten dit over aan God. Anderzijds heeft de overheid te taak en de bevoegdheid gekregen om ons tegen agressie van anderen te beschermen. Als dat nodig is mag de overheid hiervoor geweld gebruiken (Rom. 13:4) maar uitsluitend binnen de kaders van de rechtsstaat.
Onder het kopje ‘Het ego en het huidige moment’ zet Tolle zijn verheerlijking van het ‘huidige moment’ beter gezegd het ‘Nu’, voort. Tolle schrijft: ‘Je zou het ego eenvoudig als volgt kunnen definiëren: een slechte relatie met het huidige moment. Op dit moment kun je besluiten wat voor soort relatie je wilt hebben met het huidige moment’. Het probleem van het ego, het kwaad in jezelf en in deze wereld, wordt door Tolle a.h.w. met één pennenstreek gesimplificeerd. Het paradijs ligt bij Tolle binnen handbereik. Je hebt je lot bij Tolle volledig zelf in de hand. Het is heel simpel: kiezen voor het ‘Nu’ en klaar is Kees. Gelooft u het zelf? Tolle wel, want als je eenmaal ‘Ja’ hebt gezegd tegen het ‘Nu’ dan gebeurt er volgens Tolle dit: ‘Het leven wordt vriendelijk voor je, mensen worden behulpzaam, de omstandigheden werken mee’. Je zou haast zeggen: wie wil dat nu niet? En bovendien je hoeft er helemaal niets voor te doen, alleen maar ‘Ja’ zeggen tegen het huidige moment. De vlag kan uit want schrijft Tolle: ‘Eén beslissing verandert je hele werkelijkheid’. Hoewel…. De uitspraak die volgt: ‘Maar die ene beslissing moet je telkens opnieuw nemen – tot het een tweede natuur wordt om zo te leven’ is een klein smetje op het blazoen van het goddelijke ‘Nu’. Maar goed, als het eenmaal je tweede natuur is geworden om ‘Ja’ te zeggen tegen het huidige moment, dan hoeft het op den duur niet meer, want dan gaat het volgens Tolle automatisch. Ik denk dat er geen uitspraak is die het menselijke ego meer als muziek in de oren klinkt dan de conclusie die Tolle nu trekt: ‘De beslissing om een vriend te maken van het huidige moment betekent het einde van het ego’. Dit is nu juist wat het ego graag wil zien en Tolle helpt het ego een handje. Het ego ziet graag dat je zijn bestaan ontkent en weg redeneert. Juist dan kan het ego goed gedijen. Er zijn dan geen tegen geluiden meer. De mens heeft zich terug getrokken in het ‘Nu’. Hij wordt dan niet langer dwars gezeten door zijn zondige daden uit het verleden. Zijn geweten spreekt hem niet meer aan. Hij denk ook niet meer aan de toekomst. Hij zit in de zalige cocon van het ‘Nu’. Je kunt het ego er geen grotere dienst mee bewijzen.
Onder het kopje ‘De paradox van de tijd’ schrijft Tolle: ‘Alles lijkt onderhevig te zijn aan de tijd en toch gebeurt alles in het Nu. Dat is de paradox. Waar je ook kijkt, er is een overdaad aan indirecte bewijzen voor de werkelijkheid van de tijd – een rottende appel, je gezicht in de spiegel vergeleken met je gezicht op een dertig jaar geleden genomen foto – maar er is nooit direct bewijs, je ervaart de tijd zelf nooit. Je ervaart alleen maar het huidige moment, of liever wat daarin gebeurt. Als je je alleen door direct bewijs laat leiden, is er geen tijd en is het Nu alles wat er is’. Deze opmerking van Tolle over ‘indirect’ en ‘direct’ bewijs van tijd is net zo goed paradoxaal. Want ook het huidige moment kan je niet ‘ervaren’ want op het moment dat je het ‘ervaart’ is het al weer voorbij. De opmerking van Tolle:’ Als je je alleen door direct bewijs laat leiden, is er geen tijd en is het Nu alles wat er is’ is dan ook een onmogelijkheid. Tijd schrijdt voort en heeft geen stilstaand moment. De klok tikt door. Tijd is dan ook een wonderbaarlijke schepping van God. Voor ons menselijk gevoel kan de tijd dan ook nooit stop gezet worden en heeft de tijd nooit een begin gehad en zal de tijd ook nooit eindigen. God is de Enige die de tijd wel stop kan zetten omdat Hij zelf de tijd heeft geschapen. God (be)staat boven de tijd. God kent geen verleden, heden, en toekomst zoals wij dat ervaren maar leeft in een eeuwig heden. Voor ons verstand is dat niet te doorgronden maar toch is het waar. Wij mensen, missen de goddelijke dimensie om het begrip tijd te kunnen doorgronden. Met zijn ‘Nu’ concept wil Tolle het begrip tijd a.h.w. neutraliseren en aan de mens onderwerpen. Dat lukt Tolle niet zonder de mens aan God gelijk te maken. Maar God aan de mens gelijk maken kan helemaal niet en is een vorm van pantheïsme.
Onder het kopje ‘Het uitbannen van de tijd’ gaat Tolle zijn idee verder uitwerken dat ‘tijd’ de grote blokkade is voor het ontplooien van het echte ‘Zijn’ van de mens. Tolle ontkent het objectief bestaan van tijd wanneer hij stelt: ‘Tijd, dat wil zeggen, verleden en toekomst, daar leeft het onware door het verstand gemaakte zelf, het ego, van, en tijd zit in je hoofd. Het is niet iets dat ‘daar ergens’ objectief bestaat’. Voor de mensheid heeft Tolle dan ook maar één opdracht en deze luidt: ‘In plaats van tijd toe te voegen aan je zelf moet je de tijd wegdoen. Het uitbannen van de tijd uit je bewustzijn is de uitschakeling van het ego. Het is de enige echte spirituele oefening’. Wij geloven van deze stelling van Tolle geen snars. En dat niet alleen vanwege het feit dat het onmogelijk is om de tijd uit te bannen, ook niet in de zin waarover Tolle hier over het begrip tijd spreekt. Ook hier staat de Bijbel weer diametraal ten opzichte van het standpunt van Tolle. Want het begrip ‘Tijd’ zou je de vriend van God kunnen noemen, terwijl het begrip ‘Tijd’ een vijand van Tolle is. Waarom is de tijd een vriend van God?. Dat is omdat God een geweldig mooi plan heeft. Voor de uitvoering van dat plan heeft God tijd nodig. Dat plan behelst in het kort dat God wil komen van de ‘alfa’ tot de ‘omega’ (Openb. 22:13). De ‘alfa’ de eerste letter van het Griekse alfabet en de ‘omega’ de laatste letter van het Griekse alfabet. God heeft een plan tot redding van de mensheid dat hij van a tot z wil uitvoeren. Binnen het kader van dat reddingsplan openbaart God zich aan ons. Hij volgt daarbij een educatief proces dat tijd kost. Hij openbaart zich steeds rijker totdat Hij bij het centrum is uitgekomen: Zijn overweldigende liefde in Zijn Zoon Jezus Christus, die het centrum is van de geschiedenis en die in deze wereld gekomen is om ons te redden. Binnen dat proces van Openbaring geeft God ook steeds meer geheimen van de schepping prijs, geheimen die Hij er Zelf heeft ingelegd, met de bedoeling dat de mens ze zou ontdekken. Hij laat de mens dit geleidelijk ontdekken. Dat is de voortgang van de wetenschap en de technologische ontwikkeling. God doet alles procesmatig en geleidelijk, in zekere zin zoals een mens eerst als baby wordt geboren. Van baby wordt de mens peuter, daarna puber om uiteindelijk via een weg van ‘trial and error’ de volwassenheid te bereiken. De mens volgt een leerproces dat tijd kost. Een belangrijke factor daarbij is geduld. Groeiprocessen kosten geduld. Geduld is allereerst een eigenschap van God zelf. God heeft oneindig veel geduld met mensen en geeft Zijn goede gaven zowel aan goede als aan slechte mensen(Mat. 5:45), ook aan mensen die zich tegen Hem verzetten en Hem beschimpen. God wil met Zijn Geest in ons mensen komen wonen om ons van dag tot dag te vernieuwen, zodat we gaan groeien in geloof en in liefde, in geduld en verdraagzaamheid, totdat we na dit leven de volmaaktheid bereiken. Zo’n groeiproces kost tijd. Tolle wil van dit alles niets weten. Tolle wil het ‘Nu’ hebben, niet in een organisch groeiproces maar wil ‘instant inner piece’. Je kunt die vrede volgens Tolle zelf bereiken door spirituele oefening. Daarmee trekt hij de goddelijke mogelijkheid en bevoegdheid om die vrede te kunnen bereiken op eigen houtje naar de mens toe. Hij maakt daarmee de mens aan God gelijk. Dat blijkt wanneer Tolle concludeert: ‘Wanneer je een innerlijk ‘ja’ brengt naar de vorm die het Nu aanneemt, wordt diezelfde vorm een toegang tot het vormloze. De scheiding tussen God en de wereld lost op’. Het oneindig grote onderscheid tussen God en mens, tussen de Schepper en het geschapene wordt door Tolle opgeheven. De mens wordt aan God gelijk en dat is niets anders dan afgoderij. Opnieuw weer die oerzonde: de mens wil aan God gelijk worden.
Onder het thema ‘De dromer en de droom’ gaat Tolle door met het ontkennen van de werkelijkheid waarin we leven. Tolle schrijft: ‘De vele dingen die gebeuren, de vele vormen die het leven aanneemt, zijn voorbijgaand van aard. Ze zijn vluchtig. Dingen, lichamen en ego’s, gebeurtenissen, situaties, gedachten, emoties, verlangens, ambities, angsten, drama … ze komen, doen alsof ze geweldig belangrijk zijn, en voor je het weet zijn ze alweer weg, opgelost in de nietsheid waaruit ze gekomen zijn. Zijn ze ooit echt geweest? Zijn ze ooit meer geweest dan een droom, de droom van vorm?’. Tolle suggereert dat alle gebeurtenissen niet werkelijk bestaan maar slechts een vluchtige droom zijn. Als je dat idee gelooft, dan verliest alles in het leven zijn diepte en ernst. Niets bestaat meer echt(behalve dan volgens Tolle het echte ‘Zijn’ het ‘vormloze’ achter de vorm). Het gevolg van deze gedachte van Tolle is dat je je dan ook nergens meer druk om over hoeft te maken want het is ‘just dream’. Dit is precies waar Tolle uit wil komen. Deze gedachte moet bij Tolle de juiste atmosfeer creëren om je in het zalige ‘Nu’ te kunnen terugtrekken. Maar met deze gedachte van Tolle kom je uiteindelijk bedrogen uit. Je hele leven is volgens Tolle maar een droom want zegt Tolle: ‘De droom is een kortstondig spel met vormen. Het is de wereld – relatief echt maar niet absoluut echt’. Waar moet bij Tolle nu allemaal toe leiden? Hiernaar: ‘Wakker te worden in de droom is nu ons doel. Als we wakker zijn binnen de droom, komt er een einde aan het door het ego geschapen aardse drama en begint er een vriendelijker en wonderbaarlijker droom. Dat is de nieuwe aarde’. Wakker worden bij Tolle betekent de aardse werkelijkheid ter zijde schuiven want dat is in zijn ogen slechts een spel met vormen en vervolgens gaan geloven in het ‘Zijn’ dat ‘Nu’ plaats vindt. Denkt Tolle nu werkelijk dat hij door de werkelijkheid weg te redeneren, een ‘nieuwe aarde’ kan creëren als alternatief voor de nieuwe hemel en een nieuwe aarde zoals de Bijbel hierover spreekt? (Openb. 21: 1-4) .Die nieuwe aarde komt van God en daalt neer vanuit de hemel in de vorm van de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem. Dat is een geschenk van God en dit is nooit iets wat de mens zelf kan creëren. De nieuwe aarde van Tolle is niets anders dan de mens die zich in zijn zelf gecreëerde ‘Zijn’ terugtrekt en de boel de boel laat. Dat is niets anders dan egoïsme in ultimo forma. Er valt hier dus wat te kiezen.
Onder ‘Over beperkingen heen komen’ schrijft Tolle: ‘Als je tegenwoordig bent, je aandacht helemaal op het Nu gericht is, stroomt er Tegenwoordigheid in wat je doet en dat transformeert het. Het krijgt kwaliteit en kracht. Je bent tegenwoordig als wat je doet niet in de eerste plaats een middel is om een doel te bereiken (geld, prestige, winnen), maar op zichzelf voldoening geeft, wanneer er vreugde en levendigheid is in wat je doet’. Dit klinkt prachtig wat Tolle hier schrijft. Maar het opmerkelijke is dat Tolle niet concreet aangeeft wat die transformatie inhoudt. OK, je doet dingen niet meer in de eerste plaats om een doel te bereiken ‘geld, prestige winnen’ maar om de voldoening ‘op zichzelf’. Maar wat levert dat dan op? Die ‘transformatie’ moet toch effect hebben op je toekomstig gedrag? Maar dat kan nu juist niet volgens Tolle. Want zodra je jezelf met de toekomst gaat bezig houden dan ben je al weer bezig met ‘vorm’, je verlaat dan de veilige cocon van het ‘Nu’. Die hele ‘transformatie’ van Tolle is o.i. dan ook niets anders dan gebakken lucht. De transformatie daarentegen die God door de Heilige Geest in ons wil werken, richt zich bij uitstek juist op de toekomst. Alleen God kan ons hart veranderen, zodat we ons ook anders gaan gedragen. Als wij Hem daarom bidden geeft Hij ons deze transformatie.
Vervolgens merkt Tolle op: ‘Vorm betekent beperking’. Daar geloven we niets van. Daarna zegt Tolle: ‘We zijn hier niet alleen om beperkingen te ervaren, maar ook om in bewustzijn te groeien door over de beperkingen heen te komen. Sommige beperkingen kun je op een uiterlijk niveau overwinnen. Er kunnen andere beperkingen in je leven zijn waarmee je moet leren leven. Je kunt ze alleen innerlijk overwinnen. Iedereen krijgt er vroeg of laat mee te maken. Die beperkingen kunnen je gevangen houden in een egoische reactie, wat neerkomt op intens ongelukkig-zijn, of je komt ze te boven door je compromisloos over te geven aan wat is. Daarvoor zijn ze er, om je dat te leren. De toestand van overgave van het bewustzijn opent de verticale dimensie in je leven, de dimensie van diepte. Dan komt er iets te voorschijn uit die dimensie in deze wereld, iets oneindig waardevols dat anders ongemanifesteerd zou zijn gebleven. Sommige mensen die zich hebben overgegeven aan zware beperkingen zijn spiritueel genezer of leraar geworden. Anderen werken onbaatzuchtig om het lijden van mensen te verminderen of een creatieve gave in deze wereld te brengen’. Dit hele proces van ‘overgave’ is bij Tolle een door de mens zelf gestuurd proces. Lees zelf boven vermeld citaat en je ziet dar er geen God aan te pas komt. Aan de ene kant logisch want Tolle gelooft niet in een persoonlijk God. Het door Tolle geschetste proces van overgave lijkt zich haast automatisch te voltrekken, want concludeert Tolle: ‘De toestand van overgave van het bewustzijn opent de verticale dimensie in je leven, de dimensie van diepte. Dan komt er iets te voorschijn uit die dimensie in deze wereld, iets oneindig waardevols dat anders ongemanifesteerd zou zijn gebleven’. Er wordt een ‘verticale dimensie’ geopend. Wat is die ‘verticale dimensie’ dan en wie opent die dan? Je zou haast zeggen, dat moet God zijn. Maar dat is het bij Tolle niet. Je bent het weer gewon zelf die dat doet, het is je goddelijke ‘Zijn’. Bovendien het lijkt er bij Tolle op alsof het zich ‘overgeven aan zware beperkingen’ een voorwaarde is om te komen tot een onbaatzuchtige handelen ter verlichting van het lijden van anderen of om een ‘creatieve gave in deze wereld te brengen’. Dit overtuigt ons niet. Het heeft o.i. veel meer te maken met iemands mentale gesteldheid. Sommige mensen hebben niet de mentale kracht om zich op te richten na lichamelijke en/of psychische tegenslagen. Anderen hebben die gave wel gekregen. Natuurlijk is het zo als je al veel lijden hebt meegemaakt dat je anderen beter in hun lijden kunt begrijpen en bijstaan. Maar dat zegt nog niets over iemands diepste motivatie. Zo is het mogelijk dat ik mij heel dienstbaar opstel ten aanzien van de mensheid maar toch heel egoïstische motieven heb. Het kan zo maar zijn dat ik erop uit ben om door anderen geprezen te willen worden en op een voetstuk gezet wil worden, en dat alles onder het mom van dienstbaarheid. Ter illustratie van wat Tolle bedoelt met ‘jezelf overgeven’ vertelt Tolle dan over de ontmoeting met Stephen Hawking. Wij kunnen niet achter de diepste motivatie van Stephen Hawking kijken, dus hebben we daar geen oordeel over. Maar wat we wel ontkennen is dat ‘jezelf overgeven’ automatisch tot een gemoedstoestand leidt waarbij je jezelf onbaatzuchtig aan de mensheid ter beschikking stelt.
Onder ‘De vreugde van Zijn’ trekt Tolle een nogal boude conclusie. Tolle schrijft: ‘De vreugde van Zijn, het enige ware geluk, kan niet komen door vorm, dat wil zeggen, door iets dat je bezit, een prestatie, persoon of gebeurtenis – door alles wat gebeurt. Die vreugde kan niet bij je komen – nooit. Ze komt voort uit de vormloze dimensie in je, uit bewustzijn, en is dus één met wie je bent’. Anders gezegd: Het ware geluk komt volgens Tolle niet van buiten, maar zit in de mens zelf, alleen moet die mens zich daar van ‘bewust’ worden. Wij geloven daar niets van. De mens zal het ware en blijvende geluk nooit uit zichzelf en in zichzelf vinden. In tegenstelling tot wat Tolle beweert gaat het juist wel om reële gebeurtenissen en personen. Die zijn van essentieel belang. Heel de wereldgeschiedenis draait om de persoon Jezus Christus. Jezus, de Enig geboren Zoon van God. Jezus bestaat echt. Jezus is voor ons mens geworden. Jezus heeft voor ons geleden, is gestorven en opgestaan. Dat zijn allemaal reële gebeurtenissen. Paulus zegt dat zo in de Bijbel: ‘Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, dan bent u nog een gevangene van uw zonden’ (I Kor. 15:17). Dus in tegenstelling met wat Tolle zegt gaat het in het christelijk geloof juist wel om de feiten en gebeurtenissen, die zijn van essentieel belang. De gnostisch mythisch georiënteerde opvattingen van Tolle stroken daar totaal niet mee. De opvattingen van Tolle zijn niets anders dan oude gnostieke dwalingen in een nieuw jasje, dwalingen die in de eerste eeuw van onze jaartelling als zijn bestreden en weerlegd.
Onder ‘Het verkleinen van het ego toelaten’ schrijft Tolle: ‘Je kunt dan tot een verbazingwekkende ontdekking komen: als je op een of andere manier minder lijkt te zijn geworden en daar absoluut niet op reageert, merk je dat er niet alleen uiterlijk maar ook innerlijk niets echts minder is geworden, dat je door ‘minder’ te worden juist meer werd. Als je de vorm van jezelf niet meer verdedigt of probeert te versterken, stap je uit de identificatie met vorm, met een mentaal zelfbeeld. Door minder te worden (volgens het ego) onderga je in werkelijkheid een expansie en maak je ruimte voor Zijn om naar voren te komen. Werkelijke macht, wie je meer bent dan vorm, kan dan door de schijnbaar verzwakte vorm gaan schijnen. Dat is wat Jezus bedoelt met de woorden ‘verloochen jezelf’ of ‘keer de andere wang toe’. Ook in dit citaat probeert Tolle Jezus achter de wagen van zijn eigen denkbeelden te spannen. Het ‘verloochen jezelf’ of ‘keer de andere wang toe’ heeft bij Jezus helemaal niets te maken met ‘werkelijke macht’. Wat Jezus bedoelt met jezelf verloochenen en de andere wang toekeren heeft te maken met echt onrecht lijden. Maar dan bewust onrecht willen lijden, bewust de minste willen zijn, om juist daardoor je naaste voor Christus te winnen (zie Mat. 5:38-48 en Rom. 12:20). Alles in het onderwijs van Jezus is dus gericht op je naaste. Bij Tolle is alles gericht op jezelf, om jezelf een beter gevoel te geven. En dat is een wereld van verschil. Bovendien, wanneer Tolle hier schrijft: ‘Door minder te worden (volgens het ego) onderga je in werkelijkheid een expansie en maak je ruimte voor Zijn om naar voren te komen’ dan heeft Tolle schijnbaar niet in de gaten dat die hele ‘expansie’ waar Tolle het hier over heeft, niets anders is dan een verlengstuk van het ego zelf. Het ‘Zijn’ van Tolle is de manifestatie van het ego in optima forma.
In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk met als titel ‘Zo buiten, zo binnen’ blijkt des te meer dat het hele gedachtengoed van Tolle gebaseerd is op het oosters mysticisme van het hindoeïsme en het boeddhisme en niets te maken heeft met de kern het christelijk geloof zoals dat in de Bijbel is verwoord. Dat blijkt wanneer Tolle de Upanishad citeert. Brahman wordt dan ineens weer goddelijke kracht toegekend. Dat blijkt wanneer van Brahman wordt gezegd: ‘Wat niet gedacht kan worden met het verstand maar waardoor het verstand kan denken: weet dat alleen dat Brahman de Geest is en niet wat de mensen hier aanbidden. God, zegt het geschrift, is vormloos bewustzijn en de essentie van wie je bent. Al het andere is vorm, ‘wat de mensen hier aanbidden’. Anders gezegd: Jijzelf bent vormloos bewustzijn en dus ben jijzelf God. Als dan vervolgens wordt gezegd: ‘Al het andere is vorm, ‘wat de mensen hier aanbidden’ dan valt daar impliciet ook het christelijk geloof onder. Want als christenen aanbidden wij de Drieenige God. En dat is volgens Tolle niets meer dan alleen maar ‘vorm’. Boeddha wordt door Tolle tussen neus en lippen ook nog eens neergezet als dé kenner van het geheim van het leven. Tolle schrijft: ‘Het karakter voor Boeddha bevatte de hele leer van Boeddha, en voor wie ogen heeft om te zien het geheim van het leven’. Maar erger is wat Tolle even tevoren Jezus in de mond legt. Tolle schrijft: ‘Wat je ziet, hoort, voelt, aanraakt of waarover je nadenkt is zeg maar slechts één helft van de werkelijkheid. Het is vorm. In het onderricht van Jezus heet het gewoon ‘de wereld’; de andere dimensie heet er ‘het koninkrijk van de hemel’ of ‘het eeuwige leven’. Nergens in het onderwijs van Jezus lezen we dat Jezus met het woord ‘vorm’ een beschrijving geeft van het begrip ‘de wereld’. De ‘wereld’ is bij Jezus vaak een aanduiding van de totale mensheid (bijv. Joh.3:16) of een aanduiding van de hem vijandige mensheid (bijv. Joh. 8:23). Het begrip ‘wereld’ heeft bij Jezus niets te maken met het begrip ‘vorm’ zoals Tolle daar over schrijft. Het vormloos bewustzijn van de mens zou dan volgens Tolle door Jezu

 Go back
Published on: 01-09-2016 13:14:57

Click this link to respond to this article

Beste Kees,

Ik loop nog een paar hoofdstukken achter, maar zoals vaker gezegd: je kunt niet genoeg in dialoog gaan, en misschien wel in het bijzonder waar het geloofskwesties betreft.

Ik klim vrij snel in de pen als ik zie dat je met een verhaal over hoop op de proppen komt als reactie op Tolle's "Jezelf kennen betekent geworteld te zijn in Zijn in plaats van verdwaald te zijn in je verstand"

Juist geworteld in het Zijn is in mijn ogen de ultieme verbinding met het Goddelijke
Ik maak me telkens weer zorgen over de stelligheid waarmee je zaken als goed en fout bestempeld.

Voor mij isTolle's betoog een opmaat om er toe te komen om het koninkrijk God te stichten in mijn hart en met zijn hulp dagelijks een bron van vreugde, liefde, hoop en aandacht te zijn en dus niet een verhole manier om je ego te expanderen.

Zoals eerder besproken heeft het Christelijk geloof geen beste PR en dat is natuurlijk ontzettend jammer
Mensen als Tolle kunnen wellicht bruggenbouwers zijn om het Goddelijk bewustzijn in de wereld te vergroten

We spreken
Gr Guus

Reageer

Guus Tweel25-10-2016 21:32

Write your response in the box below