Arie de Rover over de afgoden in ons leven- Deel 2.
Arie de Rover over de afgoden in ons leven – Deel 2.
Een recensie door Kees de Graaf.
In mijn vorige weblog artikel over de Podcast “Arie de Rover over de afgoden in ons leven”, hadden we gesteld dat Arie de Rover rake dingen zegt over afgoden in ons leven. Afgoden die ons nog steeds bedreigen.
Als punt van kritiek op deze podcast stelden we dat wij -volgens Arie de Rover -niet meer om vergeving van zonden hoeven te vragen, want zo zegt hij, er is al voor onze zonden betaald aan het kruis. Ik denk dat deze denkwijze op gespannen voet met de Bijbel staat. Daarom belangrijk genoeg om er hier nader onderzoek naar te doen.
Om de context duidelijk te krijgen, geeft ik eerst een transcriptie van een deel van deze podcast (ongev. vanaf minuut 17).
In het voorgaande ging het er in de podcast over hoe we van onze afgoden verlost zouden kunnen worden. Het antwoord van Arie was: capituleren. Er volgt dan het volgende dialoog met Jorieke:
ARIE: "Capituleren voor God betekent dat je niet je zonden belijdt, dat was ik religieus gewend, “Ik heb dit verkeerd gedaan, wil je het mij vergeven”, dat is , laat ik het zo zeggen, weinig effectief. Het is trouwens ook niet nodig hè,
JORIEKE: Het is niet nodig je zonden te belijden?
ARIE: Alle zonden is al betaald.
JORIEKE: Ik denk dat nu 90% van de luisteraars met de oren aan het klapperen zijn. Leg dit even uit.
ARIE: Voor alle zonde , voor alle verkeerde dingen die je in je leven kan doen, daar heeft Jezus al voor betaald. Die staan jouw relatie met wat God betreft niet meer in de weg. Daar staat ie voor met zijn open armen. Nee, wat scheiding brengt tussen God en jou, is dat je je liever in de armen van een ander werpt, een afgod, dan bij God. Dus in de plaats dat je met je verkeerde dingen naar het kruis gaat, - dat is vaak een ritueel – en daar doe ik niet min over hè, dat diskwalificeer ik nu niet, van dat moeten mensen niet doen of zo , maar ik heb wel gemerkt dat dat een mens vaak niet vrijer maakt.
JORIEKE: Hoe zo niet?
ARIE: Nou, morgen doe je weer verkeerde dingen, moet je weer, voel je je weer schuldig. Schaam je je weer. Ontneemt je die weer je identiteit als kind van God, je denkt dan, God zal wel weer boos zijn, ik moet schuld belijden want anders is het niet goed tussen God en mij. Nee niet me je zonden naar het kruis, maar met je afgoden naar de troon van de Here Jezus. Want daar zit hij, bij het kruis is ie niet meer. Trouwens het kruis bestaat überhaupt niet meer. En de Here Jezus is niet meer bij het kruis, je zou kunnen zeggen, dat je voortdurend terug in de geschiedenis gaat, als je dat doet. Dat feit is al lang voorbij. Daar is al betaald. Ook voor de dingen die je morgen verkeerd doet. Jij schrikt er weer van morgen, maar God niet joh. Dat wist hij al toen hij daar hing. Nee, wat scheiding brengt, wat jou weghoudt bij die onvoorstelbare liefde van God , de zekerheid die Hij je nu kan geven, zijn je afgoden.
JORIEKE: En wat is dan voor jou het verschil tussen de zonde en de afgod?
ARIE: Nou ja, de term zonde die gebruik ik nu even vanuit het perspectief dat de meeste mensen hebben, zonde is verkeerde dingen doen. Of het goede nalaten.
JORIEKE: Op gedragsniveau?
ARIE: Ja. Officieel is dat geen zonde he. De zondeval is: een geestelijk probleem n.l. dat je God niet God maakt. Dat is de zonde. Dus voor mij, is afgoderij dus in principe de zonde. De tekst dit ik net las uit Rom. 1.: Zonde is niet: verkeerde dingen doen, zonde is dat je God niet God laat zijn.
JORIEKE: Maar andere dingen geef je die waarde?
ARIE: Klopt. Dus als je nu, wat ik ontdekte, en waar ik mee aan de slag ben gegaan, ik ben met mijn afgoden naar de troon van de Here Jezus gegaan. Ik heb hem dagelijks gesmeekt en dat doe ik nog steeds, of hij mij wil bevrijden van mijn afgoden, want ik kan ze zelf niet eens loslaten. Zo bang is de kleine Arie in mij.
JORIEKE: Waar ben je dan bang voor?
ARIE: Alles wat belangrijk is in je leven hangt vast aan je afgoden. Het is zo’n diep, diepe bevestiging die je nodig hebt, je identiteitsverlangen is zo’n wezenlijk onderdeel van je menszijn, om dat zelf los te laten en helemaal in handen te leggen van God, dat is echt capituleren. Dat is ook het teerste wat je kan doen. Overigens, kun je God niet beter eren dan dat te doen hè, want je toont wel aan dat je Hem helemaal vertrouwt. Het is net als een klein kind wat zich wat zich in angst en paniek zich helemaal in jouw armen werpt. , en zegt , pappa, Mamma, houdt me vast”. Tot zover de transcriptie.
Laat ik nu ook bij die 90% behoren die hier met hun oren staan te klapperen. Want wat Arie hier in feite zegt is ongeveer hetzelfde als wanneer ik zou zeggen: “Stop maar met bidden, want God weet alles al, bidden is eigenlijk vragen naar de bekende weg”. Als ik dat zou zeggen dan lijkt dat Bijbels. Want ik lees in Mat. 6:8: “Jullie Vader weet immers al wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het Hem vragen”. En toch wil God dat wij bidden, ons hele hebben en houwen aan Hem voorleggen. Hij wil n.l. als een Vader met ons praten, communiceren, ook al weet hij alles al van tevoren.
Zo is het in zekere zin ook met het offer dat Jezus bracht op Golgotha. Arie heeft gelijk als hij zegt dat voor alle zonden door Jezus al is betaald. Dat zegt o.a. Hebreeën 7:27 duidelijk: “Hij hoeft niet, zoals de andere hogepriesters, elke dag eerst offers op te dragen voor zijn eigen zonden en die van het volk, dat heeft hij immers voor eens en altijd gedaan toen Hij het offer van Zijn leven bracht”. (zie ook Heb. 9:26,28).
Maar betekent dat nu ook dat ik voor de zonden die ik als geliefd kind van God vandaag bega geen vergeving meer hoef te vragen omdat er al voor betaald is? Of omdat volgens Arie “God dat allang wist”?
Moeten we nu uit het gebed -dat Jezus ons zelf geleerd heeft- het “vergeef ons onze schulden” schrappen omdat die schulden al vergeven zijn? Naar mijn mening niet. 1 Joh. 1: 9 is daar duidelijk over: “Belijden we onze zonden, dan zal Hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad”. Wanneer de apostel Johannes hier zegt: “we”, dan gaat het om hemzelf en de gemeente die hij aanspreekt. De noodzaak om je zonden te blijven belijden is en blijft nodig. Die vergeving is dus een actueel gebeuren die gegeven wordt op basis van wat er eens op Golgotha is gebeurd.
Om dit helder te krijgen, zou je wat er op Golgotha is gebeurd, het beste kunnen vergelijken met een onuitputtelijke bron van genade en vergeving. Die bron is daar door Jezus verworven . Uit die bron mag en moet je elke dag weer drinken. Maar dan moet je wel elke dag naar die bron toekomen om eruit te drinken. Als je dat doet krijg je vergeving van je dagelijkse zonden. Als je dat doet zal je nooit meer veroordeeld worden. Maar hoe gaat dat dan in zijn werk? Een aantal teksten geven het antwoord:
Rom. 8:34: “Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt, zit aan de rechterhand van God en pleit voor ons”.
Hebreeën 7:25: “Zo kan Hij allen die God door Hem naderen volkomen redden, omdat Hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten”.
Hebreeën 9:24: “Christus is immers geen heiligdom binnengegaan dat door mensenhanden is gemaakt, een afbeelding van het hemelse heiligdom, maar de hemel zelf, waar Hij nu bij God voor ons pleit”.
Wat ons opvalt in Rom. 8:34 en Hebreeën 9:24 is dat er staat dat Hij voor ons “pleit”. Dat wordt in de tegenwoordige tijd weer gegeven. En dat is ook de bedoeling. Want dit pleiten van Christus gebeurt vandaag nog steeds. Het pleiten bij de troon van de Vader is een continu dienst geworden, 24/7!. En dat blijft zo tot aan de jongste dag! En elke keer als Hij voor ons pleit dan zal de Vader naar Hem luisteren. En dan worden onze zonden vergeven, telkens weer! Elke dag besmeuren wij door onze zonden ons feestkleed. Maar elke dag krijgen we door Zijn pleitbezorging, Zijn Voorspraak, weer een rein feestgewaad uitgereikt. De genade wordt hierdoor alleen maar dieper en rijker! Maar volgens Arie is dat allemaal niet meer nodig.
Jezus draagt ons in Mat. 18:22 elkaar niet zeven maal te vergeven, maar wel zeventig maal zeven. Eigenlijk moeten we elkaar dus tot in het oneindige vergeven. Al wij elkaar al 70x7 maal moeten vergeven, hoe zal dat bij onze hemelse Vader zijn? Ons geduld met elkaar raakt naar de zoveelste misstap snel op. Maar het geduld van God raakt nooit op. Ook al zondigen we voor de miljoenste keer, Hij wil graag dat wij telkens terug bij Hem komen. En dan vergeeft Hij telkens weer opnieuw. Hij doet dat heel graag!. Je zou kunnen zeggen dat “vergeven” bij de “core business” van de hemel hoort.
Als de Rover dan zegt: “Nou, morgen doe je weer verkeerde dingen, moet je weer, voel je je weer schuldig. Schaam je je weer. Ontneemt je die weer je identiteit als kind van God, je denkt dan, God zal wel weer boos zijn, ik moet schuld belijden want anders is het niet goed tussen God en mij. Nee niet me je zonden naar het kruis, maar met je afgoden naar de troon van de Here Jezus” dan slaat hij m.i. de plank op een aantal punten mis.
Moeten wij ons niet schamen voor onze zonden en ons schuldig voelen? Ik denk van wel. Wat is daar mis mee? Kan Arie aangeven met welke houding we dan mogen naderen tot de troon van God naderen? Het is waar, als wij elke dag met een oprecht hart God om vergeving vragen dan tast dit inderdaad onze identiteit als kind van God nooit aan. Maar al is dat zo, dan blijft het nog wel diep tragisch dat we zo vaak en zo veel te kort schieten. Dan is het toch terecht dat we ons daar voor schamen.
Maar het hoeft niet bij schaamte te blijven. Want God is oneindig genadig. Dat God bereid is om ons telkens te blijven vergeven, dat verdiept juist de genade. Ook nadat we “de genade klap” zoals de Rover daar over spreekt, al hebben ontvangen.
Ik denk dat als je je dagelijkse zonden niet belijdt, dat je de genade dan goedkoop en oppervlakkig maakt. Onze hemelse Vader wil met ons een diepe relatie aangaan. In een aardse relatie is het goed om dagelijks met elkaar te spreken. Om meteen op te ruimen wat verkeerd is gegaan. Daar wordt een relatie sterker van. Zo wil God ook met ons omgaan. Hij wil ons dagelijks spreken. En dan dank je en loof je prijs je Hem voor alle zaken die goed zijn (gegaan) en benoem je ook de zaken die fout zijn gegaan en waarin je hebt gezondigd.
Voorts maakt Arie een soort van tegenstelling tussen afgoderij en concrete zonden. Dat doet hij wanneer hij zegt: “Dus voor mij, is afgoderij dus in principe de zonde. De tekst dit ik net las uit Rom. 1. Zonde is niet: verkeerde dingen doen, zonde is dat je God niet God laat zijn”.
Ik denk dat dit een valse tegenstelling is. Arie stelt het voor alsof je 2 begrippen hebt die los staan van elkaar. Je hebt dan eerst het begrip “Afgoderij”. En dat is volgens hem de eigenlijke zonde. En dan heb je vervolgens ook nog “verkeerde dingen doen”. Maar dat is volgens Arie alleen maar “op gedragsniveau”. Dat zou volgens Arie GEEN zonde zijn.
Ik denk echter, dat “afgoderij” en de daaruit voortvloeiende zondige daden (de verkeerde dingen doen) bij elkaar horen en in elkaars verlengde liggen. Vanuit de afgoderij komt het tot concrete zondige daden. En die zondige daden tasten allereerst de eer en het recht van God aan. Vervolgens brengen deze zondige daden onszelf en onze naaste en ook de schepping schade toe. Dat wimpelt Arie een beetje weg als hij zegt “God weet dat allang”.
Niet alle zondige daden zijn trouwens “afgoderij”. De Bijbel brengt daar nuance in aan. In Galaten 5:19-21 lezen we: “Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweeg brengt: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst bras-en slemp partijen, en nog meer van dat soort dingen”. Afgoderij is hier één van de zonden in een heel rijtje.
“Hebzucht” en “zedeloosheid” daarentegen worden door Paulus aangeduid als “afgoderij “– zie Ef. 5:5 en Kol. 3:5.
Tenslotte nog iets wat me opvalt. Arie schrijft:
“ik ben met mijn afgoden naar de troon van de Here Jezus gegaan. Ik heb hem dagelijks gesmeekt en dat doe ik nog steeds, of hij mij wil bevrijden van mijn afgoden, want ik kan ze zelf niet eens loslaten. Zo bang is de kleine Arie in mij.”. Het mooie van deze opmerking is dat Arie tot de conclusie schijnt te zijn gekomen is dat je kennelijk nooit van je afgoden afkomt. ”Elke ochtend groeit mijn ego weer aan” heb ik hem dan ook elders horen zeggen. De titel van zijn boek “Leven na de genadeklap” suggereert echter, dat er een eenmalige genade klap plaats vindt en daarna niet meer. Maar dat “en dat doe ik nog steeds” geeft aan dat het gebed om genade blijvend is en dus dagelijks gebeden moet worden. Juist omdat telkens nieuwe afgoden de kop opsteken. Ons binnenste lijkt wat dat betreft op een rommel zolder. De Geest maakt ons van de rommel bewust . Maar gelukkig: we mogen er mee naar de troon van genade. Dan wordt de rommel opgeruimd. Maar telkens duikt er weer nieuwe rommel op. We blijven een gebouw “in aanbouw” tot onze laatste snik.
De rommel wordt opgeruimd. Onze zonden worden vergeven. Ook al schamen we ons terecht voor onze zonden, we hoeven ons niet te schamen om met onze zonden naar de troon te komen, ook al komen we voor de miljoenste keer. Hebreeën 4:16 moedigt ons aan daartoe aan: “Laten we dus zonder schroom de troon van Gods genade naderen, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden”.
En als we dan de troon naderen, dan krijgen we telkens vergeving. Vergeving op grond van wat er op Golgotha is gebeurd. Die vergeving wordt telkens gegeven door de pleitbezorging van Christus.
Uiteindelijk komen we toch weer bij het kruis uit, ook al wil Arie daar niet van weten. Want die pleitbezorging kan blijvend plaats vinden op grond van het kruis van Golgotha!.